Met een stukje genetische code uit waterbuffels kun je in principe elk gewenst eiwit laten ontstaan in de melk van elk zoogdier. Dat maakt de grootschalige productie van therapeutische proteïnen een stuk makkelijker, meldden Indiase onderzoekers onlangs in het Journal of Biotechnology.

Het fragment in kwestie is geen gen maar een zogeheten promotor, die de expressie regelt van een gen dat even verderop in het DNA zit. In dit geval is dat het gen voor bèta-caseïne, het meest voorkomende eiwit in waterbuffelmelk.

Hoewel alle cellen van zo’n waterbuffel (Bubalus bubalis, zie ook Max Havelaar) per definitie de promotor én het gen in hun DNA hebben zitten, komt de combinatie om de een of andere reden alleen tot expressie in de epitheelcellen van melkklieren. En dat blijkt ook het geval wanneer je de sequentie er uit knipt, het gen door een ander gen vervangt en de nieuwe combinatie inbouwt in het DNA van een ánder zoogdier. Het eiwit, waarvoor dat nieuwe gen codeert, vind je dus ook alleen in de melk terug.

Subeer Majumdar en collega’s van het National Institute of Immunology in New Delhi hebben het eerst uitgeprobeerd met een EGFP-gen voor groen fluorescerend eiwit, en vervolgens met de code voor het menselijke immuuneiwit interferon-gamma. Een kweekje van menselijke melkkliercellen ging beide eiwitten inderdaad produceren, en er zijn ook al transgene muizen geproduceerd met groen oplichtende melk.

Onduidelijk is nog of de waterbuffelpromotor echt beter werkt dan de technieken die nu al worden gebruikt om therapeutische eiwitten zoals Ruconest te genereren in de melk van bijvoorbeeld transgene geiten of konijnen. Maar de Indiërs hebben er kennelijk alle vertrouwen in.

Transgene waterbuffels als medicijnproducent zou trouwens ook moeten kunnen. Voor zover bekend heeft nog niemand ooit geprobeerd om die soort genetisch te modificeren, maar hij heeft natuurlijk wel het voordeel dat er heel veel melk uit komt.

bron: C&EN