Columnist Jenny Hasenack maakt wetenschap graag zichtbaar voor kinderen. Maar die loslopende volwassenen in het publiek vormen een heel eigen categorie.
Ik reis rond met een wetenschapsdemo voor kinderen. We laten proefjes zien en hopen zo nieuwsgierigheid op te wekken voor de (bèta)wetenschap. Ik weet natuurlijk niet of al die kinderen later ook scheikunde gaan studeren, maar ik zie wel veel enthousiasme. Ik hoop dat, als ze later op school de begrippen en proefjes uit onze demo tegenkomen, ze hieraan terugdenken. Dat hun eerste reactie niet is ‘Pff, wat moeilijk’, maar ‘Oh ja, dit was leuk!’.
Bij elk optreden zitten er ook volwassenen in het publiek. Hun reacties zijn heel verschillend. Sommigen grijpen de gelegenheid aan om hun mail bij te werken. Anderen kijken meer naar de verwondering van hun kind dan naar het onderwerp van die verwondering. En dan zijn er nog de volwassenen zonder kind, die net toevallig langsliepen en bleven staan. Vaak zijn dat gepensioneerde docenten natuur- of scheikunde. Die kunnen het niet laten om zeer actief mee te doen en extra uitleg te geven: ‘Ah, het Dopplereffect!’ Of ze stellen sturende docentenvragen: ‘En hoe heet het als ergens geen lucht zit? Heel goed, een vacuüm.’
‘Ik was op mijn hoede. Bèta’s kunnen best territoriaal zijn’
Laatst, in een klein dorpje in Friesland, stond er weer zo’n solo-volwassene. Tijdens de demo zei hij niets. Maar na afloop kwam hij naar ons toe: hij wilde weten wat wij gestudeerd hadden. Ik ben altijd wat op mijn hoede bij zo’n vraag. Bèta’s kunnen best territoriaal zijn. Ik heb me meerdere keren moeten verdedigen dat ik als scheikundige een natuurkunde-proefje stond uit te leggen (om van mijn collega die de kunstacademie deed nog maar te zwijgen).
Maar deze man was alleen maar enthousiast. Hij glunderde. ‘Jullie hebben een bètastudie gedaan? Echt? Heb je pen en papier?’ Zonder enige context te geven begon hij ons uit te leggen wat Gauss-getallen zijn (een set binnen de complexe getallen). Compleet met een uitgebreide tekening. Dat mijn collega’s en ik nog een demo moesten geven, waren we even vergeten. Zo geboeid stonden we te luisteren. Ik denk niet dat ik deze kennis ooit praktisch toe zal passen, maar ik besefte wel weer hoe leuk ik wiskunde vind.
Toen hij klaar was, zei hij opgelucht: ‘Ik zag dit laatst op YouTube en ik wilde het zó graag aan iemand vertellen. Maar niemand wil luisteren! En nu kon ik het eindelijk kwijt.’
Hij liep weg, en ik begreep: we hadden niet alleen deze man geholpen door zijn verhaal aan te horen; we hadden ook voor het eerst zelf ervaren hoe leuk het is als iemand je spontaan een wetenschapsdemo geeft.

Nog geen opmerkingen