Nu correlatie en causatie gemakshalve op een hoop worden gegooid, gooit Enith Vlooswijk zonder grondige onderbouwing toch maar haar kunststoffen snijplank de deur uit. ’Moet ik het voorzorgsprincipe hanteren, of mijn sjalotten stug blijven hakken op plastic bij gebrek aan causaal bewijs dat dit kwaad kan?’
Ik heb vanochtend mijn snijplank in de prullenbak gegooid. Hij was al een tijdje aan vervanging toe: het oppervlak vertoonde diepe snijgroeven die aan de randen zelfs een beetje rafelden. Al maandenlang zei ik tegen mezelf en mijn kinderen dat ik het onding eens moest vervangen, maar tussen voornemen en daad zit, zeker in mijn keuken, een wasbak vol tegenzin en laksheid.
Wat mij uiteindelijk over de streep trok, was een vragenrubriek die ik wekelijks schrijf voor de Vlaamse krant De Standaard. Een lezer vroeg zich al af welk type snijplank ze het beste kon gebruiken. Kort gezegd komt het erop neer dat we de keuze hebben tussen potentiële bacteriebommen van hout, glazen of stalen messenverslinders en loslatende microplastics die samen een snijplank vormen. Hout, mits na afloop handmatig geschrobd met zeep en goed gedroogd, heeft voor alledaags gebruik de voorkeur.
Elke keer dat ik mijn sjalotjes snijd op mijn smoezelige plastic plank, eindigen er microscopisch kleine deeltjes plastic in de maaltijd. Tot wel miljoenen deeltjes per jaar, beweren Amerikaanse wetenschappers. Het artikel zat achter een betaalmuur, dus ik heb die bewering niet kritisch kunnen analyseren. Ook weet ik niet hoe ongezond die deeltjes precies zijn. Ik heb namelijk geen idee van welk type plastic mijn plank is gemaakt en of ik de flintertjes plastic zo weer uitpoep, of dat ze, in de vorm van PFOS, PFOA, PFNA, of PFHxS door mijn cellen blijven zwerven.
’Afgaand op het laatste advies van de Gezondheidsraad is causaal bewijs tegenwoordig niet meer zo belangrijk’
Als het gaat om drinkwater wil Nederland de norm van 4,4 nanogram PFOA-equivalenten per liter hanteren. Als ik die sjalotjes in een miljard liter soep gooi, mag er dus maar 4,4 gram schadelijk plastic in zweven. Dat is 4,4 gram per 400 wedstrijdzwembaden soep: zo weinig, dat ik me afvraag hoe dat sowieso schadelijk kan zijn, maar dat laat ik over aan toxicologen. De vraag is nu vooral, of ik door het gesnij op mijn ranzige snijplank over die norm heen ga, of niet. Aangezien ik geen apparatuur heb om dit te meten, dringt zich een nieuwe vraag op: moet ik het voorzorgsprincipe hanteren, of mijn sjalotten stug blijven hakken op plastic bij gebrek aan causaal bewijs dat dit kwaad kan?
Afgaand op het laatste advies van de Gezondheidsraad is causaal bewijs tegenwoordig niet meer zo belangrijk. Terwijl half Nederland moord en brand schreeuwde over geitenhouderijen die omwonenden longontstekingen zouden bezorgen, dook wetenschapsjournalist Aliëtte Jonkers eens wat dieper in het onderzoeksrapport van het RIVM dat aan alle onrust ten gronde ligt. Wat blijkt: na elf jaar onderzoek hebben de wetenschappers geen causale relatie kunnen aantonen tussen de longontstekingen en de geitenboerderijen. Wel produceerden ze verontrustende tabellen met ‘geschatte risico’s’: voorspellingen van aantallen zieken volgens hun eigen modellen – zieken die ze gedurende elf jaar echter niet vonden. Ook de boeren zelf liepen niet vaker longontstekingen op dan anderen. Niettemin vindt de Gezondheidsraad ‘correlatie’ in dit geval net zo alarmerend als ‘causatie’. Weg met die geiten.
Als wetenschapsjournalist vind ik dat allemaal zeer bedenkelijk. Als moeder keek ik naar mijn gore plank en dacht: ‘Hoe wenselijk is het hoe dan ook dat ik plastic in mijn soep sta te snijden?’
Dus vanmiddag koop ik een potentiële bacteriebom.
De Amerikaanse paper: Himani Yadav, et al., Cutting boards: An overlooked source of microplastics in human food?, Ecotoxicology and Public Health (2023), doi: 10.1021/acs.est.3c00924
De analyse van Aliëtte Jonkers: Mekkeren over virtuele doden: hoe de media fophef genereerden over geitenhouderijen (2025)










Nog geen opmerkingen