China heeft stilletjes de exportquota voor zeldzame aarden geschrapt. Ze waren niet meer te handhaven nadat de Wereldhandelsorganisatie (WTO) had geoordeeld dat ze in strijd waren met afspraken over het vrije handelsverkeer, zo werd deze week duidelijk.

Volgens het Financieele Dagblad maakt het in de praktijk niet veel uit omdat die exportquota sinds een paar jaar toch al niet meer werden gehaald. Er staat niet bij of dat komt door de kwakkelende economie of door het hervatten van de ertswinning in andere landen, of door overschakeling op minder schaarse alternatieven. Waarschijnlijk een combinatie van alle drie.

Het betreft zeventien elementen: de lanthaniden (lanthaan tot en met lutetium, nummer 57 t/m 71 in het periodiek systeem) plus scandium en yttrium, die in dat systeem boven lutetium staan en meestal uit hetzelfde erts komen. Stuk voor stuk hebben ze bijzondere eigenschappen die ze onmisbaar maken voor een reeks hightech-toepassingen, variërend van katalysatoren tot magneten.

China is lang niet het enige land waar zulke ertsmijnen zijn te vinden. Maar de rest van de wereld heeft de winning van zeldzame aarden vele jaren vrijwel helemaal aan de Chinezen overgelaten. Die werkten immers goedkoop en deden niet moeilijk over de milieuvervuiling die samengaat met de winning.

En op het moment dat elders zowat alle zeldzame-aardmijnen waren gesloten stelde China die exportquota in. Dat was in 2009. Officieel was het om milieuredenen en ter bescherming van de schaarse voorraden, maar het gekke was dat de eigen Chinese industrie wél onbeperkt over zeldzame aarden kon blijven beschikken.

Na klachten van onder meer de VS, de EU en Japan heeft de WTO de zaak onderzocht en geconcludeerd dat China inderdaad bezig was de eigen industrie te bevoordelen ten koste van de rest van de wereld. Volgens handelsafspraken die de Chinezen zelf ooit mede hebben ondertekend, mag dat niet.

Of de prijzen voor zeldzame aarden nu verder gaan dalen, is afwachten. Na een piek in 2011 waren ze al gekelderd maar ze zijn nog steeds hoger dan ze in 2010 waren.

bron: FD, The Guardian, Wall Street Journal