De Bio Base Europe Pilot Plant in de Gentse haven helpt bedrijven bij het cruciale traject van labo- naar fabrieksschaal. Ze is het levenswerk van industrieel biotechnoloog Wim Soetaert. ‘Nog al te vaak wordt onderschat hoe moeilijk is om een proces op te schalen.’
Op een 16 meter hoog en metersbreed stalen vat herkennen we meteen het zwartrode logo van de filmklassieker Jurassic Park. Maar eenmaal dichterbij zien we niet de iconische kop van de T. rex maar wel de typische DNA helix. En ook de filmtitel is aangepast: ‘Fermentation Park’.
We zijn in de fermentatiehal van de Bio Base Europe Pilot Plant (BBEPP), waar verschillende grote fermentatietanks of ‘fermentoren’ staan te pruttelen. Het stalen vat van daarnet is de grootste, met een inhoud van wel 75.000 liter. Hij is sinds eind vorig jaar in bedrijf. Daarnaast werden nog enkele kleinere fermentoren in gebruik genomen. De BBEPP verdrievoudigde daarmee haar fermentatiecapaciteit, en dat werd gevierd met een dolkomische parodie op Jurassic Park. In plaats van levensechte dino’s bewonderen de bezoekers van Fermentation Park de reuzenfermentor. Het filmpje zou niet misstaan in een aflevering van De Ideale Wereld of De Avondshow met Arjen Lubach. Wie zich zo durft te presenteren aan de wereld, ontbreekt het duidelijk niet aan zelfvertrouwen.
De bezieler en directeur van de Bio Base Europe Pilot Plant is Wim Soetaert – in het filmpje speelt hij de in wit linnen geklede schepper van Fermentation Park. De 60-jarige Gentenaar is industrieel biotechnoloog, professor zelfs, maar op die titel laat hij zich niet vaak voorstaan. Meer dan vijftien jaar geleden stampte hij op de site van een vroegere brandweerkazerne in de Gentse haven een nieuw bedrijf uit de grond: de BBEPP, een proeffabriek voor biogebaseerde producten en processen. Ze helpt bedrijven en andere organisaties bij de opschaling van hun innovaties, van labo- tot fabrieksschaal. In wezen is het een opschalingsfaciliteit waarheen bedrijven actief in de biogebaseerde sector hun R&D (vooral de development) kunnen outsourcen. De nieuwe fermentoren werden bijvoorbeeld reeds gebruikt door de Nederlandse startup Vivici.
Duurzaamheid is wat Wim Soetaert drijft. Hij wil een grote impact hebben op de wereld. ‘Dat houdt in dat je de wereld in de goede richting verandert, dat je een positieve grootschalige ontwikkeling in beweging zet. Kleinschalige initiatieven, hoe sympathiek ook, doen dat niet. Met industriële biotechnologie kunnen we een brede waaier aan biogebaseerde producten maken om onze economie te verduurzamen.’
Kennelijk hoef je niet noodzakelijk op de universiteit te zijn? U bent alleen nog in naam professor?
‘Ik ben een beetje toevallig op de universiteit [UGent, red.] beland, want na mijn studies ben ik meteen in het bedrijfsleven gestapt. Ik heb jarenlang in de R&D gewerkt van grote bioraffinaderijen in Duitsland en Frankrijk. Weer in Gent ben ik professor in de industriële biotechnologie geworden. Maar aan de universiteit miste ik de concrete impact van mijn onderzoek. Publicaties zijn voor mij niet genoeg, ik wil tastbare realisaties zien.’
Maar als pilot plant zijn jullie slechts een tussenschakel.
‘Reguliere productie is inderdaad niet ons primaire doel. Maar als opschalingsfaciliteit spelen we wel een cruciale rol in de opbouw daarvan. We hebben al vele honderden projecten voltooid voor bedrijven, in verschillende domeinen van de biochemie en -technologie. Zo stimuleren en realiseren we dus heel breed innovatie. De consument zal onze naam niet op het nieuwe product zien staan, maar in de industrie zijn we natuurlijk wel goed gekend. Van overal komen ze naar hier. Faciliteiten zoals de onze zijn heel schaars. Wij zijn we de grootste in onze sector.’ [Lachend]: ‘En de beste.’
’In de loop der jaren hebben we ongeveer 100 miljoen euro geïnvesteerd in apparatuur. Maar het belangrijkste is natuurlijk de expertise van onze 160 medewerkers. We zijn een wereldspeler; Vlaanderen en zelfs Europa is voor ons te klein. Ongeveer de helft van onze omzet komt uit Europa, een derde komt uit de Verenigde Staten en een groot deel ook uit andere regio’s zoals Azië, Australië en het Midden-Oosten.’
’Ik heb genoeg bedrijven gezien die het zelf wilden doen, maar die vele miljoenen armer weer naar ons terugkwamen’
Is het dan zo moeilijk om een pilot plant op te zetten?
‘Sinds 2009 timmeren we hier aan de weg, en als ik erop terugkijk was dat een bochtig parcours. De moeizame, lange en dure weg naar een goed functionerende pilot plant is de reden waarom er zo weinig zijn in de wereld. Bedrijven die een innovatie hebben ontwikkeld, willen vaak binnenshuis opschalen. Maar bij opschaling komt heel veel kijken, er kan heel veel mislopen en de bouw vergt vele jaren en tientallen miljoenen. Dat wordt heel vaak onderschat. Het is niet gewoon de uitvergroting van de laboschaal. Ik heb genoeg bedrijven gezien die het hebben geprobeerd, maar waar het slecht is afgelopen. Of die jaren later en vele miljoenen armer dan toch weer naar ons terugkwamen. Want wij kunnen het beter, goedkoper en sneller dan wanneer ze het zelf zouden doen. Het is immers onze core business.’
In de innovatiewereld noemen ze die opschalingsuitdaging de Valley of Death.
‘Dat is een bekend begrip, maar weinig mensen begrijpen echt waar het probleem zit. Het is een complexe mix van technische, financiële en bestuurlijke problemen die fatale gevolgen kan hebben. Neem als voorbeeld deze typische situatie: een startup heeft een nieuw, beloftevol product ontwikkeld. Als een grote klant met ernstige interesse aanklopt, is iedereen in de wolken. Maar die klant wil het product wel eerst testen en heeft daarvoor 500 kilogram nodig. Helaas kan de startup maar kleine hoeveelheden produceren; ze hebben geen productiefaciliteit en het hele productieproces moet nog worden ontwikkeld en opgeschaald. Wat eerst goed nieuws leek, dreigt dus uit te draaien op een fiasco. Want als het product niet wordt geleverd, haakt de klant af. Vervolgens verliezen de investeerders hun geduld. Want de wereld wacht niet, het vertrouwen is weg en het bedrijf gaat ten gronde. Dat noem ik een kiss of death: wat goed begon, was eigenlijk het begin van het einde.
In dat soort situaties kunnen we bedrijven helpen: we schalen hun proces snel op en produceren de eerste 500 kg van het nieuwe product. Het bedrijf en de klant kunnen weer verder, de investeerders blijven investeren, er wordt een fabriek gebouwd en zo vindt de innovatie uiteindelijk zijn weg naar de markt. We hebben zo al veel bedrijven uit de afgrond gered.’
‘Wij zijn agnostisch wat bertreft de inhoud, maar we gaan niet trekken aan een dood paard’
Hoe selecteren jullie de projecten waarmee bedrijven komen aankloppen?
‘Op inhoudelijk vlak zijn we vrij agnostisch: we zien wel wat er naar ons toe komt. Nieuwe biogebaseerde toepassingen komen vaak in golven. Vijftien jaar geleden waren de biobrandstoffen heel populair, daarna kwamen de bioplastics, de biopesticiden, de biokleurstoffen en de biosurfactants. De grootste golf nu zijn de microbiële eiwitten. Ik geloof daar heel sterk in want het verhaal klopt economisch, het is diervriendelijk en er valt een enorme duurzaamheidswinst mee te halen.
Ook al zijn we agnostisch wat betreft de inhoud, we nemen geen projecten aan waarin we niet geloven. Dat een technologie nog niet voldoende ontwikkeld is, vormt geen beletsel, want dat is precies wat wij doen. Maar als het fundamenteel fout zit, gaan we niet zitten trekken aan een dood paard.’
Kun je iets zeggen over de slaagkansen van de projecten die jullie aannemen?
‘Wij verzorgen de opschaling, dat is dus heel technisch-wetenschappelijk. Maar er is ook de financiering, de commercialisering, de markt, enzovoort, dingen waarop wij geen impact hebben. Bedrijven komen langs met hun project, wij helpen hen vooruit, en dan zijn ze weer weg. Soms weten we niet eens wat er met de innovatie is gebeurd en vaak mogen we er ook niets over zeggen. Want we zijn een onafhankelijke organisatie en garanderen onze klanten dat hun intellectuele eigendom veilig is bij ons. Maar gelukkig hebben we ook projecten waarbij we met naam worden genoemd als de ontwikkelingspartner die bepalend was voor het succes.’
‘Drastische hervorming is hier broodnodig als we nog willen meespelen op wereldvlak’
Hoe kijkt u trouwens naar de huidige kritiek van de chemische industrie op overregulering door Europa?
‘Ik ga daar genuanceerd op antwoorden. Zijn er te veel regels? Ja. Zijn er regels nodig? Ook ja. Kijk naar de hele problematiek rond PFAS. Daar is in mijn ogen maar één oplossing voor: verbied die hele chemische familie, er moet zo snel mogelijk een totaalverbod komen, zonder uitzonderingen. We hebben hier duidelijkheid en strikte regelgeving nodig, met uitzonderingen en tussenoplossingen gaan we nog vele jaren aanmodderen en wordt het probleem alleen maar erger. Maar regels kunnen ook belemmeren in plaats van beschermen. Als je in Europa een nieuw voedingsingrediënt op de markt wil brengen – bijvoorbeeld gebaseerd op een microbieel eiwit – dan kost de goedkeuring daarvan vele jaren, terwijl het in bijvoorbeeld Singapore amper zes maanden duurt. Het gevolg is dat innovatieve startups Europa helemaal links laten liggen. Drastische hervorming is hier broodnodig als we nog willen meespelen op wereldvlak.’
In hoeverre kan de gewenste circulaire economie worden geschraagd door een biogebaseerde industrie? Biobrandstoffen hadden niet zolang geleden nog een slechte naam.
‘Dat kwam doordat er voedingsgewassen als grondstof werden gebruikt. De perceptie was dat biobrandstoffen de voedselzekerheid in het gedrang zouden brengen. Dat is een makkelijk te communiceren verhaal dat uitgebreid in de media kwam, maar in wezen niet klopt. Mensen hebben geen honger doordat er te weinig voedsel is, maar doordat ze te weinig koopkracht hebben. Als de biogebaseerde industrie enkel gebruik zou mogen maken van afval als grondstof maakt men het veel te moeilijk. Het is vergelijkbaar met de petrochemische industrie te verplichten om enkel nog plasticafval of gerecupereerd asfalt te gebruiken als grondstof in plaats van petroleum of aardgas. Dan ga je niet veel industrie meer overhouden.’
CV Wim Soetaert
2009 - heden Oprichter en directeur Bio Base Europe Pilot Plant
2003 - heden Gewoon hoogleraar industriële biotechnologie, UGent
1998 - 2002 Directeur R&D, Chamtor (Frankrijk)
1991 - 1998 Directeur R&D, Pfeifer & Langen (Duitsland)
1991 Doctoraat industriële biotechnologie, UGent
1987 Bio-ingenieur scheikunde en agro-industrie, UGent
Nog geen opmerkingen