Tandartsen krijgen meer kwik binnen uit vis dan uit hun eigen amalgaamvullingen. Dat kun je zien aan de kwikisotopen in hun urine, meldt postdoc Laura Sherman van de University of Michigan.

Dat dat verschil meetbaar is, heeft te maken met het feit dat in die vullingen anorganisch kwik zit dat rechtstreeks uit de kwikmijn komt. In de vis zit methylkwik, dat al veel langer in de vrije natuur heeft rondgezworven. Daarbij heeft het deelgenomen aan een hele reeks fotochemische reacties, en de snelheid daarvan is subtiel afhankelijk van de massa van het desbetreffende kwikatoom. Daardoor blijkt deverhouding ussen met name kwik-199, kwik-201 en kwik-202 een klein beetje te zijn verschoven.

Bekend is dat methylkwik in de haren belandt en anorganisch kwik via de urine wordt uitgescheiden. Sherman deed daarom metingen aan zowel de haren als de urine van een dozijn tandartsen en mondhygiënisten.

De resultaten zijn verschenen in Environmental Science & Technology. Inderdaad kwam de isotopenverhouding in de haren overeen met die in tonijn, een roofvis die aan het einde van de voedselketen zit en berucht is om zijn kwikgehalte. Wat in die haren zit is dus inderdaad methylkwik.

In die urine vond Sherman wel een duidelijk verband tussen de isotopenverhouding en het aantal vullingen dat betrokkenen in hun eigen mond hadden zitten. De bijdrage daaruit valt echter mee: uit de gemeten verhoudingen valt op te maken dat bij mensen met minder dan 10 amalgaamvullingen minstens 70 procent van het kwik uit de voeding komt.

Dat laatste kwik moet dan op de en of ander manier van methylkwik naar anorganisch kwik zijn omgezet, anders kon het niet in de urine belanden. Bekend is inderdaad dat het menselijk lichaam kwik kan demethyleren, al snapt nog niemand hoe dat precies werkt.

De nieuwe analysetechniek lijkt vooral interessant om de invloed aan te tonen van andere vormen van blootstelling aan kwik. Er heeft al iemand verwezen naar amateurgoudzoekers die kwik gebruiken om goud uit erts af te scheiden.

bron: C&EN

Onderwerpen