Als directeur van materiaalinstituut imo-imomec probeert Marlies Van Bael doorlopend een onderzoeksomgeving te creëren waar vrijheid, ruimte voor vernieuwing en onderlinge versterking centraal staan. ‘Het zou totaal onwerkbaar zijn als het instituut gaat voorschrijven wie wat wel of niet moet doen.’
Het is rustig in Gebouw D op de campus van de Universiteit Hasselt in Diepenbeek. In de entreehal staan rijen witte stoelen keurig in het gelid voor een geïmproviseerd podium. ‘De lessen zijn klaar voor dit academiejaar’, vertelt Marlies Van Bael terwijl we verder in het gebouw verdwijnen. Vandaar de stoelen: het is tijd voor de diploma-uitreikingen. Dat verklaart ook waarom we na de eerste hoek in een soort bouwput belanden, de lesvrije zomerperiode is hét moment voor verbouwing en renovatie. Nog een hoek om en dan naar de vierde verdieping, waar we terechtkomen in een vleugel die duidelijk net onder handen is genomen. Mooie lichte werkkamers aan een gang die via een glazen wand uitzicht biedt op de labs een verdieping lager. Meteen in het eerste kantoor huist Van Bael, gewoon hoogleraar chemie aan de UHasselt en directeur van imo-imomec. Dat laatste is een interdisciplinair onderzoeksinstituut van UHasselt en onderzoekscentrum imec, dat zich richt op chemisch, fysisch en technisch materiaalonderzoek. Tot de activiteiten behoren zowel fundamentele wetenschap en toepassingsgericht onderzoek alsook dienstverlening voor het bedrijfsleven. Dat is al een breed palet, maar daarbij komt nog een zeer diverse onderzoeksportfolio, variërend van materialen voor hernieuwbare energietoepassingen en sensoren voor medische toepassingen tot circulariteit en kwantumtechnologie. Van Bael knikt begrijpend als ik haar deze opsomming voorleg. Ze heeft duidelijk al vaker gehoord dat buitenstaanders zich afvragen hoe dit alles precies in elkaar steekt. ‘We doen heel veel, maar daarin schuilt ook een belangrijke sterkte.’
Als lid van de KNCV, KVCV, NBV, of NVBMB heeft u onbeperkt toegang tot deze site, u kunt hier inloggen.