Een nieuw internationaal rapport moet de farma groener maken. ‘Er zijn kansen, maar er zullen altijd obstakels blijven.’

Farma heeft een slechte naam als het gaat om duurzaamheid. Torenhoog energieverbruik, volop gebruik van giftige oplosmiddelen, en niet te vergeten medicijnresten in het milieu. Dat kan beter, vindt de FIP, de Internationale Farmaciefederatie, die drie miljoen apothekers en farmacologen vertegenwoordigt. Daarom presenteerde deze koepel afgelopen december, tijdens de klimaattop in Parijs, een ambitieus rapport: Green pharmacy practice: Taking responsibility for the environmental impact of medicines.

‘Het was hoog tijd dat zo’n rapport er kwam’, zegt Bengt Mattson, hoofd duurzaamheid bij LIF, de koepel van farma-R&D in Zweden. Hij werkte als adviseur mee aan het rapport, als voorzitter van
een gezamenlijke werkgroep eco-pharmaco-stewardship van drie Europese farmkoepels. ‘Er moet veel gebeuren, maar er kán ook veel gebeuren. En de industrie ziet best in dat ze daarmee zelf ook beter af is.’

Wat is nu het laaghangende fruit? ‘Daar is geen simpel antwoord op te geven’, meent Mattson. ‘Dat verschilt enorm van proces tot proces.’ Maar desgevraagd wil hij wel ergens beginnen. ‘Een eerste stap, en dat gebeurt al heel veel, is overgaan van synthetische naar biotechnologische processen. Die vergen veelal minder energie en oplosmiddelen. Sommige kunnen zelfs plaats­vinden in water en bij kamertemperatuur.’

 

Biologische oplosmiddelen

Een voorbeeld van succesvolle vergroening is het gebruik van enzymen voor biokatalyse. Ook zijn er nieuwe klassen van oplosmiddelen, zoals ionische vloeistoffen: zouten die vloeibaar zijn bij kamertemperatuur. ‘Die zijn veelbelovend, maar in de praktijk blijken ze eigenlijk te duur’, zegt Maaike Kroon, tot voor kort hoogleraar scheidingstechnologie aan de TU/e, maar nu werkzaam in Abu Dhabi.

Wat haar betreft is er meer hoop voor een andere klasse ‘biologische’ oplosmiddelen: de zogeheten deep eutectic solvents, of DES. Dat zijn mengsels van organische stoffen (bijvoorbeeld een organisch zuur met een aminozuur) die samen bijzondere eigenschappen vertonen. Niet alleen Eindhoven, maar ook Leiden en Delft werken daaraan. ‘DES zijn niet alleen veel milieuvriendelijker dan bijvoorbeeld benzeen,’ vertelt Kroon, ‘maar ook goedkoper. Ze maken continuprocessen mogelijk, en ze zijn veel veiliger.’ Ze worden nu nog nergens toe­gepast, merkt Kroon op. ‘Maar ik twijfel er niet aan dat dat snel gebeurt.’

 

Sporen

Een ander belangrijk punt zijn medicijn­resten in het milieu. ‘Een grote uitdaging’, zegt Mattson, ‘uniek voor onze sector. We ontwerpen deze stoffen immers op hun biologische activiteit en hun stabiliteit. We willen ze niet te zeer biologisch afbreekbaar maken, of inactiever.’ De oplossing, zo geeft hij aan, ligt in zorgvuldiger gebruik, minder verspilling, en innovatieve afvalwaterzuivering. Het FIP-rapport geeft voor al deze punten aanbevelingen.

Volgens Mattson is het een groot probleem dat er vanuit consumenten, verzekeraars en overheden nog steeds grote druk is om medicijnen tegen de absoluut laagst mogelijke prijs te produceren. ‘Dat remt de vooruitgang.’ Toch is hij optimistisch. ‘We werken nu aan een model waarmee fabrikanten kunnen tonen wat de impact van hun medicijn is. Op basis daarvan kunnen klanten, maar ook beleidsmakers betere keuzes maken – niet alleen gebaseerd op de laagste prijs.’ Het is wellicht een eerste stap richting certificering. Maar, nuanceert Mattson: de werkzaamheid van geneesmiddelen moet altijd leidend blijven. ‘We moeten een balans vinden. Sommige medicijnen zullen nóóit groen worden.’