Gentherapie kan voorkomen dat muizen hepatitis C krijgen, en ze er zelfs achteraf van genezen. Werkt een stuk beter dan een traditioneel vaccin, suggereren Princeton-onderzoekers.

Het idee is dan dat je geen antilichamen tegen het virus toedient, maar de genetische code voor die antilichamen. Dat DNA koppel je aan de genetische code van een onschadelijk adenovirus, dat van nature in staat is om cellen binnen te dringen en daar zijn eigen DNA te laten vermenigvuldigen.

Er zitten twee voordelen aan. Ten eerste hoef je niet bang te zijn dat de antilichamen snel worden afgebroken in de bloedbaan: de cellen produceren gewoon weer nieuwe. Ten tweede kun je zelf je antilichamen uitkiezen, en daarbij varianten uitzoeken die aangrijpen op een onderdeel van het hepatitisvirus dat zelden muteert. Laat je die keuze over aan het menselijk immuunsysteem, dan maken ze steevast antilichamen tegen een onderdeel dat wél vaak muteert, zodat de immuniteit niet langer meegaat dan de volgende mutatie. En in sommige delen van hepatitis C zit wat dat betreft erg veel variatie.

In Science Translational Medicine wordt gemeld dat muizen maandenlang immuun bleven na één injectie met adenovirussen die DNA meedroegen voor een cocktail van drie verschillende antilichamen. Tot verbazing van de onderzoekers lukte het soms zelfs om chronische hepatitis C-infecties terug te dringen, ondanks het feit dat antilichamen niets kunnen uitrichten tegen virussen die nog veilig in hun gastheercel zitten.

Hoe ver het idee nog af zit van klinische tests op mensen, is niet te zeggen. Maar volgens de laatste schatting lopen er op aarde 170 miljoen mensen rond met chronische hepatitis C, dus voortzetting van het onderzoek lijkt zeker de moeite waard.

bron: Princeton