Farmagigant Pfizer liet begin januari weten te stoppen met onderzoek naar alzheimer­medicijnen. Is er op korte termijn nog hoop op een medicijn?

De zoektocht naar een medicijn tegen alzheimer levert vooralsnog weinig op. De afgelopen vijftien jaar faalde meer dan 99 % van de klinische tests. Begin januari nog liet medicijnfabrikant Pfizer weten er niet verder in te investeren. Volgens Niels Prins, neuroloog bij het VUmc Alzheimercentrum en algemeen directeur van het Brain Research Center, verandert dat niet veel. ‘Het is vooral een tegenvaller voor patiënten en hun familie, onderzoekers wisten dit al langer.’ Pfizer had sinds 2012 al geen kansrijk alzheimermedicijn meer in de pijplijn.

Volgens Prins is het voor Pfizer vooral een interne aangelegenheid. ‘Het bedrijf wist dat het achterliep op de concurrentie, maar als het nieuwe kansen ziet, gaan het zeker weer investeren. Er gaat een medicijn komen, waarschijnlijk een cocktail. Ik verwacht dat we rond 2021 een stuk verder zijn.’

 

Eiwitophopingen

De almaar groeiende twijfel over de relevantie van eiwitophopingen is volgens Prins nergens op gebaseerd. ‘We weten dat de eiwitten amyloïd-bèta en tau een cruciale rol spelen, alzheimer bestaat er niet zonder.’ Ophoping van de amyloïd-eiwitten is deel van een kettingreactie. ‘De vraag is waar in het proces we het beste kunnen ingrijpen. Het onderzoek richt zich steeds meer op vroege behandeling en preventie.’

 

‘Rond 2021 zijn we een stuk verder’

Ook Aleyd Dost, medisch directeur bij medicijnontwikkelaar Novartis, ziet deze trend. ‘Er is al een pleister beschikbaar voor behandeling van mensen met lichte tot matige dementie. Maar bij de ontwikkeling van nieuwe medicijnen richten we ons vooral op preventie.’

Op het moment heeft Novartis twee fase 2-trials lopen. Dost: ‘We ontwikkelen een vaccin, CAD106, op basis van tweedegeneratie-immuuntherapie en de orale BACE1-remmer CNP520. Beiden remmen indirect de productie van amyloïd-bèta.’ Dost verwacht dat het nog acht tot tien jaar zal duren voordat die middelen op de markt komen, als het traject succesvol blijkt. ‘Het is een lang en onzeker proces waarbij de precieze rol van amyloïd-bèta en tau nog onduidelijk is.’ Toch is dit voor Novartis geen reden om te stoppen met het onderzoek. ‘Bij klinisch onderzoek heb je altijd te maken met onzekerheden. Wij gaan door.’

Ook Bart De Strooper, hoogleraar aan de KU Leuven en onderzoeksdirecteur bij het Vlaams Instituut voor Biotechnologie (VIB), is naar eigen zeggen niet pessimistisch. ‘Het is gewoon ingewikkelder dan ge­dacht. Maar de laatste jaren zijn er doorbraken geweest, waardoor we nu veel meer weten over de genen die de amyloïdophopingen veroorzaken.’

Wel is De Strooper voorzichtig in zijn verwachtingen voor een medicijn. ‘Er is ook nog veel onbekend, we weten bijvoorbeeld niet of we de ontstekingsprocessen die optreden moeten activeren of juist afremmen. Daarom is er nog wel twee tot drie jaar basisonderzoek nodig. Het kan nog wel tien jaar duren voordat daar vervolgens een medicijn uit komt.’

 

Morele plicht

Toch is de Vlaamse hoogleraar niet bang voor een gebrek aan interesse bij bedrijven. ‘Het is de grootste medische markt waar nog geen goed medicijn voor is.’ Wel is De Strooper kwaad dat Pfizer stopt met investeren. ‘De meeste grote farmabedrijven zijn ooit ontstaan vanuit het romantische idee om mensen te genezen. Ik vind dat het hun morele plicht is om in basisonderzoek te investeren.’