Onderzoekers van onder andere de Universiteit Utrecht hebben nanoplastics gedetecteerd op een hooggelegen locatie in de Alpen. Uit modellen voor luchttransport blijkt dat de deeltjes afkomstig zijn uit stedelijke gebieden in Europa, staat in Environmental Pollution.

De onderzoekers waren in eerste instantie niet op zoek naar plastic nanodeeltjes. Ze zochten bij het Sonnblick-observatorium in de Alpen eigenlijk naar organische deeltjes door sneeuw- en ijsmonsters te verdampen, het residu te verbranden en de ontstane dampen te analyseren. Daaruit bleek dat er ook plastic deeltjes met een grootte van minder dan 200 nm aanwezig waren.

De gedetecteerde nanoplastic-concentratie was gemiddeld 46,5 ng/mL gesmolten oppervlaktesneeuw, gemeten over een periode van anderhalve maand in de winter van 2017. De belangrijkste gevonden polymeren waren polypropeen (PP) en polyetheentereftalaat (PET). Volgens UU-onderzoeker Dušan Materić is de groep met hun detectiemethode de eerste groep die de aanwezigheid van nanoplastics in het milieu heeft kunnen kwantificeren.

Na de vondst besloot de onderzoeksgroep om de herkomst van de plastic deeltjes te achterhalen. Hun luchttransportmodellen wijzen op transport over lange afstand en suggereren dat de deeltjes afkomstig zijn uit stedelijke gebieden in Europa zoals het industriële Ruhrgebied in Duitsland, maar ook uit Nederland, Parijs en zelfs Londen. De gemiddelde depositiesnelheid op deze afgelegen locatie was 42 (+32/-25) kg/km2 per jaar en de onderzoekers zijn bezorgd over de toxicologische implicaties van deze vondst.

Materić, D. et al. (2021) Environ. Pollut. 117697, https://doi.org/10.1016/j.envpol.2021.117697