Aan het MIT zijn nanodeeltjes bedacht die óf op een MRI-scan óf op nabij-infraroodimaging reageren, afhankelijk van de chemische samenstelling van hun omgeving. En ze doen dat in een levende muis, schrijven Jeremiah Johnson en collega’s in Nature Communications.

Hun ORCAFluors, waarbij ORCA staat voor ‘organic radical contrast agent’, hebben een soort tuitenragerstructuur.De bouwstenen polymeriseren tot een keten met zijtakken die vele malen langer zijn dan de ‘ruggengraat.’

In 99 procent van de zijtakken zit daarbij een nitroxidegroep verwerkt die sterk op MRI-signalen reageert. Zo’n groep is normaal gesproken weinig stabiel, maar de rest van het molecuul schermt hem dusdanig af dat hij in de bloedbaan enkele uren heel blijft. De resterende één procent bevat de organische marker Cy5.5 die fluoresceert onder invloed van nabij-infraroodlicht.

Die marker is zo gekozen dat de omringende nitroxides de fluorescentie grotendeels uitdoven. Maar als de deeltjes een hoge concentratie tegenkomen van een reductor, zoasl ascorbaat (vitamine C dus), dan worden de nitroxides gereduceerd. Ze reageren dan nauwelijks meer op MRI maar houden de fluorescentie ook niet meer tegen.

Met andere woorden: zo kun je zien waar de meeste vitamine C in een muis zit.

De onderzoekers denken dat de aanpak ook bruikbaar moet zijn om allerlei andere stoffen te volgen in levende patiënten.

bron: MIT