We kunnen voorlopig beter helemaal stoppen met poly- en perfluoralkylverbindingen, tenzij het echt niet anders kan. In elk geval totdat er betere methoden worden ontwikkeld om de gezondheidsrisico’s te beoordelen, schrijft een internationaal gezelschap in het tijdschrift Chemosphere.

De auteurs, waaronder UvA-hoogleraar Pim de Voogt, duiden het discussiestuk aan als ‘Helsingør Statement’. In die plaats werd vorig jaar een congres over de materie gehouden, dat ze kennelijk de ogen heeft geopend.

Ze maken vooral bezwaar tegen de heersende trend om fluorverbindingen, waarvan bewezen is dat ze schadelijk zijn, te vervangen door andere fluorverbindingen waarvan dat nog niet bewezen is.

Die bewezen probleemverbindingen zijn vooral perfluoralkylcarbon- en sulfonzuren met meer dan zes CF2’s in de keten, en de percursors daarvan. Bekende voorbeelden zijn perfluoroctaansulfonzuur (PFOS) en perfluoroctaanzuur (PFOA). Dat dergelijke stoffen niet worden afgebroken, zich ophopen in mensen en soms toxisch zijn, is onderdehand wel duidelijk. Vandaar dat de industrie ze al vervangen heeft, of bezig is om dat te doen.

Jammer is alleen dat de vervangers precies dezelfde verbindingen blijken te zijn, maar dan met een paar CF2’s minder in de keten. En van de milieueffecten dáárvan is nog nauwelijks iets bekend. Onderzoek suggereert dat ze zich meestal wat minder snel in het lichaam ophopen, maar afbreekbaar zijn ze nog steeds niet.

In het ‘statement’ wordt het Europese risicobeoordelingscircus REACH er dan ook van beschuldigd te weinig onderzoek te eisen.

De conclusie luidt dat de industrie zou moeten overstappen op alternatieven die wél afbreekbaar zijn, tenzij die écht niet zijn te vinden. Waarbij het vermoeden wordt uitgesproken dat dat dus wel stoffen zonder fluor zullen moeten worden. Iemand suggesties?

bron: National Food Institute, Denemarken