National Research Council: test chemicaliën liever in vitro

Dierproeven zijn zo langzamerhand uit de tijd. Recente ontwikkelingen in de systeembiologie en in weefselkweektechnieken maken fundamentele veranderingen mogelijk in de manier waarop de gezondheidsrisico’s van chemicaliën worden onderzocht. Dat stelt de National Research Council, een dochter van de Amerikaanse academie van wetenschappen die de federale regering en het Congres adviseert.

Een commissie van de Council heeft in opdracht van het Environment Protection Agency gezocht naar een nieuwe benadering van toxiciteitstests. Die vraag begint steeds urgenter te worden: de Europese REACH-richtlijn geldt ook voor Amerikaanse bedrijven die producten naar Europa willen exporteren, en in de VS zelf kijken politici eveneens belangstellend naar dit soort stoffenwetgeving.

De uitkomst van het onderzoek is dat er veel meer gebruik moet worden gemaakt van geautomatiseerde ‘high throughput assays’, liefst op basis van menselijke cellen. Volgens de Council maken in-vitrotechnieken het mogelijk om veel meer stoffen te testen, en het ook nog eens sneller en goedkoper te doen dan wanneer je proefdieren gebruikt. Dat zou moeten voorkomen dat ‘verdachte’ chemicaliën lange tijd op de wachtlijst voor onderzoek blijven staan.

Bovendien bestaat de indruk dat de resultaten van dierproeven lang niet altijd representatief zijn voor de uitwerking van de desbetreffende stof op mensen.

De Council denkt dat dierproeven voorlopig nog wel nodig zullen blijven omdat het (nog) niet mogelijk is om het complete metabolisme van een dier na te bootsen in één reageerbuisje. Maar het aantal proefdieren kan in elk geval wél fors omlaag.

bron: Reuters

Onderwerpen