Onderzoekers uit onder meer Utrecht en Leiden hebben gifklieren van slangen nagemaakt in het lab. De organoïden, mini-orgaantjes gekweekt uit stamcellen, produceren allerlei gifstoffen.

De grote internationale samenwerking begon met een idee van drie PhD-studenten van de groep van Hans Clevers aan het Hubrecht Institute in Utrecht. Ze verzamelden gifklieren van negen slangen en gebruikten de methodes die ze al tot hun beschikking hadden om de organoïden te kweken. ‘De overeenkomsten tussen de groeicondities bij organoïden van mensen en slangen was verbazingwekkend’, zegt Jens Puschhof van het Hubrecht Institute in een persbericht. Alleen de temperatuur moest een paar graden omlaag, omdat de lichaamstemperatuur van slangen lager is dan die van mensen.

Hoge-resolutiemicroscopie liet zien dat de organoïden qua structuur overeenkomen met de gifblaasjes in echte gifklieren. Toch maken de gekweekte orgaantjes niet precies dezelfde toxinecocktail als ‘echte’ gifklieren. Verschillende celtypes maken namelijk verschillende stoffen. En als je het groeimedium aanpast, verandert de samenstelling van het gif mee. Dit geeft de onderzoekers de mogelijkheid om controle te nemen over welke toxines er geproduceerd worden.

Daarnaast werd aangetoond dat de neurotoxines uit de organoïden echt hun werk doen: ze blokkeren signalen in neuronen. Dat geeft farmaceuten de kans om een poging te doen de organoïden te gebruiken om grondstoffen voor geneesmiddelen te produceren. Bovendien wordt het maken van antigif mogelijk een stuk makkelijker.

Door de ontwikkeling van menselijke miniatuurorgaantjes door te trekken naar dierlijke, kunnen er allerlei stoffen worden gemaakt en wordt het onderzoek naar onder meer reptielengif veel toegankelijker. Bovendien hoeven slangen in de toekomst wellicht niet meer te worden gefokt en gemolken voor hun gif.