Besmetting met de Q-koortsbacterie lijkt de kans op non-Hodgkinlymfoom te vergroten. Chronische Q-koortspatiënten zou je dus eigenlijk moeten screenen op deze vorm van kanker, suggereren onderzoekers uit Marseille in het tijdschrift Blood.

Didier Raoult en collega’s besloten het te onderzoeken nadat ze een patiënt hadden genezen van Q-koorts, en bij een nacontrole een tumor in het lymfeklierstelsel aantroffen. In die tumor troffen ze bovendien de Q-koortsbacterie (Coxiella burnetii) aan.

De combinatie van die twee aandoeningen was eerder waargenomen, wat leidde tot speculaties dat deze vorm van kanker de gevoeligheid voor Q-koortsbesmetting verhoogt. Maar bij déze patiënt leek het dus andersom te hebben gewerkt.

Raoult en collega’s besloten daarom 1.468 patiënten uit de Franse nationale Q-koortsdatabase alsnog te screenen op twee vormen van non-Hodgkinlymfoom. Ze vonden nog zes gevallen, en dat is vrij veel als je bedenkt dat deze vorm van kanker tamelijk zeldzaam is. De onderzoekers hebben het over een factor 25 meer dan je zou verwachten; gezien het kleine aantal patiënten vertoont dat cijfer een behoorlijke foutmarge, maar de kans is bijzonder klein dat het volslagen toeval is.

Bovendien lijkt het er op dat de risicogroep vooral bestaat uit patiënten waarbij de Q-koortsinfectie chronisch is.

Het oorzakelijke verband is nog onduidelijk. Maar bij patiënten met zowel Q-koorts als lymfoom zie je een overproductie van interleukine-10, dat ontstekingen onderdrukt. Het zou kunnen zijn dat C. burnetii via interleukine-10 het immuunsysteem op een laag pitje zet, waardoor het ook tumorcellen niet meer herkent en onschadelijk maakt voordat ze zich kunnen vermenigvuldigen. Het zou niet de eerste bacteriesoort zijn die zoiets doet.

bron: American Society of Hematology