Toxische stoffen worden tamelijk gemakkelijk overgedragen van een moeder naar haar on- of pasgeboren kind, maar het tempo verschilt per stof. Dat concluderen Philippe Grandjean (Harvard) en collega’s uit een onderzoek waarvoor ze 15 moeder/kindkoppels hebben onderzocht op de overdracht van 87 min of meer beruchte chemicaliën.

Het lijkt een open deur, maar het is voor het eerst dat dit wetenschappelijk is uitgezocht.

 

De onderzoekers vergeleken bloedmonsters van de moeder met navelstrengbloed, placenta’s en moedermelk. Om de kans op detecteerbare concentraties te verhogen kozen ze hun proefpersonen uit op de Faeröer-eilanden. Daar wordt traditioneel veel walvisvlees gegeten, waar relatief veel PCB’s, methylkwik en andere slecht afbreekbare stoffen in zitten.

 

In het tijdschrift Environmental Science and Technology zijn de resultaten te lezen. Om te beginnen werden de 87 onderzochte stoffen bijna allemaal zowel in het moederbloed aangetroffen als in het weefsel dat bij het kind hoorde.

 

Het ooit wijdverbreide idee dat de placenta de grootste ellende redelijk effectief tegenhoudt, kan dus de prullenmand in.

 

Maar er waren wel verschillen. Voor de zwaardere PCB’s bleek de concentratieverhouding moederbloed/kind vrijwel constant: 1,7 voor navelstrengserum, 2,8 voor navelstrengweefsel en placenta, en 0,7 voor de melk. Voor die stoffen hoef je dus in principe alleen het bloed van de moeder te analyseren om aardig te kunnen schatten hoeveel er in het kind terecht komt.

 

Maar bij lichtere moleculen zoals pentachloorbenzeen en hexachloorcyclohexaan bleek de correlatie veel minder duidelijk. Hetzelfde gold voor ‘lichte’, relatief weinig gechloreerde PCB’s. Soms bevatte het weefsel van het kind 3 keer zo veel als dat van de moeder. Toxicologisch gezien zou dat kunnen betekenen dat deze groep stoffen gevaarlijker is dan de rest.

 

Ook van metalen zoals kwik, cadmium, seleen en lood blijkt dat ze het kind kunnen bereiken.

 

bron: C&EN

Onderwerpen