Om aan te tonen dat er ooit leven was op Mars, moet je zoeken naar vetzuren in hematiet. Over een paar miljard jaar kunnen de kleine groene mannetjes dezelfde methode toepassen in Engeland, suggereert een publicatie in Scientific Reports.

Mark Sephton en collega’s van Imperial College London baseren hun vermoeden op vondsten rond St. Oswald’s Bay, in het graafschap Dorset. Daar komen waterstromen voor (zie de foto) die door oxidatie van pyriet rijk zijn aan Fe3+ en SO42-, terwijl de pH slechts 3,5 bedraagt. In die zure omgeving gedijen zuurminnende algen en zwavelbacteriën, en die laten organische resten achter in de ijzerhoudende mineralen die uit het water neerslaan.

Met name in goethiet, een vorm van ijzer(III)hydroxide, blijk je relatief veel lipides terug te vinden. Waarschijnlijk omdat de structuur van dit mineraal vrij veel ruimte overlaat voor restjes water.

Onttrek je het water aan goethiet, dan houd je hematiet (Fe2O3) over, de meest bekende vorm van ijzererts. En laat hematiet nu net het mineraal zijn dat Mars aan zijn rode kleur helpt.

Al langer wordt vermoed dat zulke zure, zwavelrijke waterstromen in een bepaalde periode ook voorkwamen op het Marsoppervlak, mede veroorzaakt door vulkanische activiteit. Dat was dus net voordat dat oppervlak zo’n drie miljard jaar geleden helemaal uitdroogde.

Als St. Oswald’s Bay inderdaad representatief is voor het Mars van toen, en als daar toen óók eencellig leven was, dan moet je daar ook nog vetzuren, of de resten ervan, kunnen terugvinden in het hematiet. Ze konden daar immers niet meer uit. Sephton stelt dan ook voor om de volgende Marslander uit te rusten met apparatuur die hematietmonsterskan analyseren.

Als de concentraties eveneens vergelijkbaar zijn, dan ligt er volgens hem voldoende hematiet op Mars om 2,86 * 1010 kilogram vetzuren te kunnen herbergen. Dat zijn bijna 12.000 Olympische zwembaden vol.

Tenzij de berichten over leven op Mars schromelijk overdreven zijn, natuurlijk.

bron: Imperial College