Aan hafniumisotopen kun je aflezen dat de Romeinen hun Alexandrijnse glas echt betrokken uit de omgeving van Alexandrië. En niet uit Palestina en omstreken, schrijven Deense onderzoekers in Scientific Reports.

Dat Alexandrijnse glas was toen een luxeproduct. Om het zo transparant mogelijk te maken zocht men zand uit met een laag ijzergehalte, waaraan antimoonoxide (Sb2O3) werd toegevoegd om het restantje Fe2+ te oxideren tot vrijwel kleurloos Fe3+. In goedkoper glas zaten mangaanoxides, wat een groenige tint gaf.

Glasovens stonden op plekken waar geschikte grondstoffen beschikbaar waren, met name natriumcarbonaat dat toen nog kwam uit zoutophopingen aan de rand van woestijnmeren. Het geproduceerde glas ging in grote brokken naar de glasblazers. In Israël en Jordanië zijn restanten van zulke glasovens teruggevonden, maar in Egypte niet. Dat het ‛prijzenedict’ van de Romeinse keizer Diocletianus spreekt van ‛Alexandrijns glas’, bewijst niets. En aan de glassamenstelling is het lastig te zien omdat het gebruikte zand altijd uit de Nijl kwam; voorbij Alexandrië gaat het van nature rechtsaf en spoelt verder langs de kust. Met de gebruikelijke analysemethodes aan de hand van strontium- of neodymiumisotopen zie je geen verschil tussen Egyptisch en Palestijns glas.

Gry Barfod en collega’s van de universiteit van Aarhus melden nu dat je het wel kunt zien aan de verhouding tussen hafnium-176 en hafnium-177. In zand zit hafnium opgesloten in korrels, die voornamelijk bestaan uit zirkoon oftewel ZrSiO4. Die zijn ooit ergens door erosie vrijgekomen. Waar, wanneer en hoe dat gebeurde, bepaalt de isotopenverhouding maar ook de gemiddelde korreldiameter die daar bij hoort.

Tijdens de reis langs de kust worden zandkorrels gesorteerd op grootte. Dat hierdoor het totale hafniumgehalte van het zand lager wordt, zegt niet zo veel. Maar ook de isotopenverhouding verloopt. En in scherven van Alexandrijns glas is die inderdaad heel anders dan in goedkopere Romeinse glastypes.

Om keihard te bewijzen dat Alexandrijns glas uit Egypte kwam, zou je daar ook het ruwe Nijlzand moeten analyseren. Tot nu toe is dat niet gebeurd. Maar de onderzoekers kunnen geen enkele andere plek verzinnen waar het vandaan zou kunnen zijn gekomen.

Barfod, G.H. et al. (2020) Sci Rep 10(11322)