Glyfosaat is mogelijk mede verantwoordelijk voor de bijensterfte. Het tast niet de bijen zelf aan maar hun darmflora, schrijven Texaanse onderzoekers deze week in PNAS.

Tot nu toe werd alleen een link gelegd met ándere herbicides, met name neonicotinoïdes. Het ligt ook niet voor de hand dat glyfosaat, beter bekend als Roundup, iets doet met bijen. De werking is gebaseerd op het blokkeren van het enzym EPSP-synthase dat alleen planten en micro-organismen aanmaken; dieren hebben dat gen niet. En de aanwijzingen dat het carcinogeen is, betreffen alleen hogere diersoorten.

Vandaar dat glyfosaat eigenlijk nooit is meegenomen bij het onderzoek naar de bijensterfte.

Maar Erick Motta, Kasie Raymann en Nancy Moran hebben nu vastgesteld dat het darmmicrobioom van werkbijen wel degelijk verzwakt onder invloed van glyfosaat, in concentraties die typisch zijn voor bespoten bloemen.

Niet alle darmbacteriegeslachten zijn er even gevoelig voor: onder micro-organismen zijn twee types EPSP-synthase in omloop en daarvan is er één ongevoelig voor glyfosaat. Je ziet dus niet alleen het totale aantal bacteriën dalen, maar ook de onderlinge verhoudingen verschuiven.

Dat microbioom is niet absoluut essentieel voor de overleving van de bij. Maar het verbetert wél de spijsvertering: de dieren lopen minder risico om ondervoed te raken. En het versterkt het afweersysteem, waarbij niet helemaal duidelijk is of het pathogenen aanvalt of ze gewoon mechanisch in de weg zit.

Dat laatste valt nog meer op bij pas uit de raat gekropen werkbijen, die de eerste dagen nog geen darmmicrobioom hebben en het moeten opbouwen door contact met oudere soortgenoten. Kruipt er dan een opportunistische pathogene soort tussen, dan krijgt die de kans het microbioom te gaan overheersen en de kans te verhogen dat de bij in kwestie voortijdig sterft.

Aan de andere kant lijkt het microbioom al bezig te zijn resistentie te ontwikkelen. De onderzoekers deden proeven in vitro met een van de belangrijkste soorten, Snodgrassella alvi, en ontdekten een paar stammen die wel degelijk tegen glyfosaat kunnen terwijl hun EPSP-synthase er wél gevoelig voor is. Hoe dat werkt, is nog een raadsel.

bron: C&EN, PNAS