Tumoren stellen hun celmembranen net iets anders samen dan gezonde cellen. Zowel bij de diagnose als bij de bestrijding kun je daar handig gebruik van maken, schrijven onderzoekers van de University of Wisconsin in Science Translational Medicine.

De publicatie draait om fosfolipide-ethers (PLE’s). Al langer is bekend dat die zich selectief ophopen in de celmembranen van zowat alle ‘vaste’ tumoren. Hoe het kan dat gezonde cellen ze links laten liggen en de voorkeur hebben aan ‘gewone’ fosfolipiden zonder een ethercomponent wordt uit het verhaal overigens niet duidelijk, maar het zou aan het tempo van de celgroei kunnen liggen.

Wat ze in Wisconsin hebben gedaan, komt neer op het ontwerpen van een synthetisch molecuul dat zich net zo gedraagt als een natuurlijke PLE, zo mogelijk nog een beetje specifieker is, en waar bovendien een radioactieve jodiumkern aan hangt. Er zijn een stuk of negen varianten uitgeprobeerd waarvan 18-(p-joodfenyl)octadecylfosfocholine het het beste bleek te doen, in elk geval bij knaagdieren.

Wat deze stof (werktitel CLR1404) vervolgens in die knaagdieren aanricht, hangt af van de jodiumisotoop die je gebruikt. Is het bijvoorbeeld jodium-124, dan maakt dat de tumoren zichtbaar tijdens een PET/CT-scan. Is het jodium-131, dat veel intensere straling afgeeft, dan werkt CLR1404 als radiotherapie die de cellen van heel dichtbij met bètastraling bestookt.

Voor laboratoriumproefjes kun je de dure radio-isotopen trouwens ook vervangen door een fluorescerend organisch molecuul.

Experimenten lieten zien dat het bij muizen alvast werkt bij nier-, dikkedarm-, eierstok-, alvleesklier- en prostaatkanker, en bij melanomen en gliomen. Daarbij maakten de PET-scans zowel de primaire tumor als de uitzaaiingen zichtbaar.

Of het ook bij mensen goed gaat, is nog even afwachten. De Volkskrant citeert VUmc-hoogleraar radiotherapie Marcel Verheij, die zijn twijfels heeft. Hij heeft ook al eens geëxperimenteerd met vergelijkbare alkylfosfocholine-analogen en ontdekte dat andere snel groeiende cellen, in de darmwand en het beenmerg, ze eveneens opnamen. Of dat ook geldt voor CLR1404 is nog niet duidelijk, maar volgens Verheij kun je beter zeker weten van niet voordat je deze stof op mensen uittest.

bron: Science Translational Medicine, de Volkskrant

Onderwerpen