Voor het eerst voert een niet-Amerikaanse universiteit een toonaangevende internationale ranglijst aan. In de 2010 QS World University Rankings staat Cambridge op nummer één, ten koste van Harvard dat sinds 2004 de lijst aanvoerde.

In de top-10 staan trouwens nog drie Britse universiteiten (University College, King’s College en Oxford), wat voor dit soort ranglijsten uitzonderlijk veel is.

 

De hoogst genoteerde Nederlandse universiteit op de QS-lijst is de UvA, die zakte van 49 naar 56. Ook Leiden (van 60 naar 82), Utrecht (van 70 naar 83) en de Erasmus (van 108 naar 99) haalden de top-100.

 

De QS-ranking is vooral opgezet om studenten, die naar het buitenland willen, duidelijk te maken waar ze het beste heen kunnen gaan. De volgorde wordt voor 40 procent bepaald door een ‘academic reputation index’, een soort peer review waarbij wetenschappers de kwaliteit van elkaars universiteiten beoordelen. Nog eens 10 procent hangt af van een enquête onder werkgevers, die oordelen over de kwaliteit van afgestudeerden.

 

Citatiescores tellen bij QS slechts voor 20 procent mee.

 

Of deze methodiek beter of slechter is dan die van andere ranglijsten, zoals de Shanghai-ranking en die van Times Higher Education, is onderwerp van verhitte debatten. Opvallend is wel dat de QS-scores heel sterk fluctueren. Zo steeg Nijmegen dit jaar van 220 naar 149, zonder dat er aan die universiteit echt veel veranderd is.

 

QS tekent er nog bij aan dat Cambridge vooral hoog scoorde op researchkwaliteit. De werkgevers geven nog steeds de voorkeur aan Harvard-alumni.

 

bron: QS

Onderwerpen