Het Romeinse rijk ging misschien niet aan lood- maar aan antimoonvergiftiging ten onder. Dat oppert de Deense onderzoeker Kaare Lund Rasmussen in het tijdschrift Toxicology Letters, na analyse van een stukje loden waterleidingbuis uit Pompeï.

Rasmussen loste het fragment op in salpeterzuur, stuurde de oplossing door een Bruker 820-massaspectrometer en was verbaasd hoeveel antimoon er in het lood zat. Volgens hem was het voldoende om het drinkwater, dat door de buis stroomde, dusdanig te vergiftigen dat je er diarree en braakneigingen van kreeg. Op de lange termijn zou het de lever en de nieren hebben aangetast.

Eerder is beweerd dat de Romeinen langzaam werden vergiftigd door chronische blootstelling aan het lood zelf, dat zich ophoopt in het lichaam en uiteindelijk het denkvermogen aantast. Maar eigenlijk is dat onwaarschijnlijk: in loden waterleidingen vormt zich na korte tijd vanzelf een kalklaagje, dat voorkomt dat er nog veel metaal in het water oplost. Alleen gloednieuwe leidingen zijn riskant.

Vermoedelijk houdt dat kalklaagje ook het meeste antimoon tegen, maar dat element is veel giftiger dan lood. Bovendien is die toxiciteit acuut.

Er blijven nog wel vragen over. Zo kun je uit één stukje pijp natuurlijk niet opmaken dat ál het door de Romeinen gebruikte lood vol antimoon zat. Het zou zelfs kunnen dat het in Pompeï deels uit het water kwam; grondwater rond vulkanen bevat vaak ook meer antimoon dan gemiddeld.

En het belangrijkste bezwaar tegen de hypothese is dat de Romeinen niet gek waren, in elk geval in het begin niet. Als ze echt buikpijn kregen van drinkwater, zouden ze dat snel genoeg hebben doorgehad - waarna ze misschien wel ten onder zijn gegaan aan een chronische alcoholvergiftiging.

bron: University of Southern Denmark