Esther Thole verbaast zich over hoe wetenschappers, universiteitsbestuurders en redacties van wetenschappelijke tijdschriften reageren op kritische vragen.

2017-05-Chemistry of life-&-death

Beeld: Irene Eggink

In juli was ik in Leiden bij European Conference for Science Journalists. Het thema: ‘Investigating Science’. Vrij vertaald: de wetenschap kritisch volgen. Er gaat veel publiek geld naar wetenschappelijk onderzoek en de inzichten die dat oplevert, hebben grote invloed. Niet meer dan logisch lijkt me, dat dus ook de wetenschap(per) kritisch wordt bekeken. De praktijk is anders. Kritische vragen worden door wetenschappers, maar ook door universiteitsbestuurders, onderzoeksfinanciers en redacties van wetenschappelijke tijdschriften, lang niet altijd gewaardeerd. En dat is nog mild uitgedrukt. Vraag het maar aan forensic image consultant Elisabeth Bik, die het congres opende. Haar werk: het opsporen van ongerijmdheden in afbeeldingen in wetenschappelijke publicaties. Denk aan eiwitbandjes in Western blots die verdacht veel op elkaar lijken of een groepje cellen dat, al dan niet gespiegeld of gekanteld, in meerdere afbeeldingen opduikt. Biks getuur heeft inmiddels heel wat verdachte plaatjes opgeleverd. Variërend van oprechte foutjes tot overduidelijke manipulaties en fabricaties. Schokkend? Dat zijn vooral de reacties vanuit het wetenschapsbedrijf op haar bevindingen. Vaak volgt er na lang wachten slechts een afwimpeling. ‘Leuk dat u het meldt, maar wij doen hier niets mee’. En dat van tijdschriften die prat gaan op de grondigheid van hun proces. Het andere uiterste zijn de agressieve reacties van wetenschappers en instituten. Dreigen met juridische procedures, trollenlegers inzetten – alles lijkt geoorloofd.

Wie het waagt kritische noten te kraken, kan zich schrap zetten. Martin Enserink, international news editor bij Science, sluit de conferentie af met enkele lezersreacties. Het meest opvallende verwijt is dat hij ‘de wetenschap zou schaden’. Dat is een veelgehoorde jij-bak. Dus niet het onbetrouwbare onderzoek of de frauderende wetenschapper is het probleem, maar degene die op (mogelijke) misstanden wijst? Pardon? Dan verwijs ik graag naar het recente stuk in Science over de serieuze twijfels bij een invloedrijke Nature-paper uit 2006 over de cruciale rol van een specifiek type amyloïdeplaque in de ziekte van Alzheimer. Grondig speurwerk heeft dit naar boven gehaald. Is dat ‘de wetenschap schaden’? Of is het vooral schadelijk dat ondertussen honderden miljoenen zijn besteed aan onderzoek dat voortbouwt op die ‘resultaten’? Nog afgezien van alle tijd die onderzoekers beter hadden kunnen besteden. Dit is precies het punt dat Elisabeth Bik maakt. Wetenschap bouwt voort op eerdere resultaten. Als die niet betrouwbaar zijn dan loopt de wetenschap pas echt schade op.

Daarom is het zo belangrijk om niet in een kramp te schieten als er kritische vragen komen. Voor alle duidelijkheid, ik heb het hier niet over het gekakel van zelfbenoemde genieën die ‘hun eigen onderzoek doen’ en ‘alleen maar vragen stellen’. Maar als serieuze wetenschapsjournalisten om nadere verantwoording of toelichting vragen, dan moet iedereen die de wetenschap een warm hart toedraagt ze met open armen verwelkomen.