Alles aan het publiceren van wetenschap is inmiddels digitaal, behalve het prijskaartje. Sjoerd Rijpkema vraagt zich af hoe lang dit nog vol te houden is.
Ik betwijfel of iemand ooit echt op de check out-knop van een journal heeft gedrukt. Vaak heb je toegang via werk of onderwijsinstelling, en zo niet, dan is een mailtje naar de auteur genoeg om de pdf te krijgen. En wees eerlijk, Sci-hub bestaat ook. Toch blijven uitgevers vasthouden aan dit verdienmodel. Het copyright van alle artikelen ligt bij hen, en je moet bijna smeken om je eigen werk ergens voor te mogen gebruiken.
Het idee van een journal was ooit logisch. Voor het internet dienden uitgevers als centrale hub: onderzoekers stuurden hun werk in, reviewers keken ernaar, en na goedkeuring werd het gedrukt en verspreid. Dat kostte personeel, drukwerk en distributie, dus er hing een prijskaartje aan. Journals boden zo gemak en kwaliteit.
Vandaag is dat grotendeels overbodig. Artikelen worden online ingestuurd, gereviewd en gepubliceerd. Reviewers krijgen al niet betaald, fysieke edities zijn vrijwel verdwenen, maar de prijs voor toegang blijft stijgen. De kosten van uitgevers zijn een fractie van vroeger, hun winstmarges juist groter dan ooit.
Wat resteert is een archaïsch systeem dat koste wat het kost zijn machtspositie verdedigt. Ze verkopen zich als onmisbaar en gebruiken open access als melkkoe om toch subsidiegeld naar zich toe te krijgen. Maar de wetenschap heeft uitgevers in deze vorm niet meer nodig. Open online platforms kunnen net zo goed kwaliteit waarborgen, zonder tussenpersonen die er rijk van worden. Als Netflix bestaat, waarom gaan wij dan nog naar de videotheek?
1 Opmerking van een lezer