Geheel onverwacht stuit hoofdredacteur Esther Thole op een betoog voor het opleiden van ‘goede’ of zelfs ’deugdzame’ chemici. Dat is nog eens andere koek dan al het loze geschreeuw dat uit alle hoeken op ons afkomt.
Intellectuele nederigheid. Wat een heerlijk begrip om tegen te komen in het hedendaagse klimaat van waarin juist het eigen opgeklopte, overgewaarde ego alles lijkt te domineren. Het uiten van twijfel, openstaan voor een andere invalshoek, toegeven dat je iets niet weet of je mening bijstellen op basis van nieuwe inzichten, daar doen we in deze tijden van het Grote Ik niet aan. Dat is voor zwakkelingen en losers.
Fine, whatever, maar al dat holle radicale geschreeuw dat van alle kanten op je afkomt begint me echt danig de keel uit te hangen. Vandaar dat ik tijdens het browsen door Nature Chemistry opveerde bij een bijdrage in de rubriek Thesis getiteld The making of virtuous chemists. Dat is nog eens andere koek. Even geen excellente, briljante, disruptieve chemicus, maar een deugdzame chemicus.
Niet te verwarren met een chemicus die deugt, alhoewel daar natuurlijk ook niks op tegen is. Die laatste klinkt overigens wel iets gezelliger, maar dat zegt dan vooral iets over mijn eigen associaties met ‘deugdzaam’ dat toch in de volksmond ook geldt als braaf, zedelijk en voorbeeldig. En dat daarmee, voor mij althans, ook nogal humorloos overkomt.
‘Niet te verwarren met een chemicus die deugt, alhoewel daar natuurlijk ook niks op tegen is’
Maar we dwalen af en bovendien dat is niet waar de auteurs van deze warm aanbevolen bijdrage op doelen. Milieubioloog Dominic Chaloner, filosoof Ryan Beverly en theoretisch chemicus Michelle Francl buigen zich samen al langer over de vraag welke bagage we studenten moeten meegeven om straks te opereren in een snel veranderende, onvoorspelbare wereld. Wat willen we dat ze zich ook jaren later nog herinneren van de colleges die we ze nu geven? Moeten dat uitsluitend droge feiten en wetmatigheden zijn?
De vraag stellen is ‘m beantwoorden. Voor dit drietal is dat in ieder geval te mager en ze vermoeden dat ze hierin niet alleen staan. Want we willen toch allemaal dat studenten zich in de eerste plaats ontwikkelen tot capabele, zelfstandige denkers en onderzoekers. In de woorden van de auteurs tot ’goede’ chemici of zelfs ‘deugdzame’ chemici. Daarom breken ze een lans voor meer aandacht voor die deugden in het onderwijs. En dan niet door deze onderwerpen uit te besteden aan de collega’s bij filosofie of ethiek, of door nog een extra losstaand vak in het curriculum te proppen, maar door dit in de reguliere colleges en practica te integreren.
Daarom geven ze, met die ouwe deugneus Aristoteles als inspiratiebron, meteen een handzame vertaling van klassieke deugden en waarden naar de praktijk van de moderne scheikundestudie. In dat lijstje betekent bijvoorbeeld ‘moed’ dat je je verzet tegen wetenschappelijke hypes; ‘eerlijkheid’ dat je actief je data deelt; ‘openheid’ dat je bereid bent om nieuwe interpretaties van je resultaten te overwegen en ‘nederigheid’ dat je ook non-resultaten of paradoxale resultaten publiceert. Ook als dat afdoet aan je intellectuele status.
Kortom, dat je als docent en begeleider ook probeert die goede, deugdzame chemicus te zijn. Nu alleen nog even dat sappige, geestige script voor The Good Chemist schrijven. Hopelijk binnenkort op Netflix.

Nog geen opmerkingen