De Staat van het Onderwijs legt diverse problemen in het Nederlandse onderwijs bloot die waarschijnlijk niet zullen worden verholpen, constateert hoofdredacteur Erwin Boutsma.

Vorige maand publiceerde de Nederlandse Inspectie van het Onderwijs het rapport De Staat van het Onderwijs. Media, columnisten en andere opiniemakers gingen allemaal met een deel van de conclusies aan de haal: de wildgroei aan nieuwe – en opgewarmde – onderwijsvormen is wel of juist niet goed of op zijn minst onduidelijk, er bestaat een zwalkend beleid ten aanzien van meertalig onderwijs, de meerwaarde van specialistische scholen als technasia is twijfelachtig, er zijn te veel nutteloze profielen. Daarnaast concludeert de Inspectie dat het niveau van het middelbaar onderwijs al twintig jaar gestaag daalt en dat de ‘haarscheuren’ in ons onderwijsbestel groeien.

Een van die haarscheuren betreft het taalonderwijs. Volkskrant-columnist Sheila Sitalsing draaide er niet omheen: ‘Het is een schande dat het Nederlandse onderwijssysteem leerlingen aflevert die onvoldoende kunnen lezen en schrijven.’

Sitalsing slaat de spijker op de kop. Meer nog dan rekenen is een goede taalbeheersing naar mijn mening een van de meest waardevolle vaardigheden die een moderne burger zich eigen kan maken. Voor ieder opleidingsniveau is het uiterst belangrijk om begrijpend te kunnen lezen en om te kunnen corresponderen met instanties en overheden. Maar naarmate een beroep of taak veeleisender is, gaat die lat omhoog. Een wetenschapper moet snel de kern uit een stuk kunnen halen, en het helpt hem of haar kort en bondig te kunnen corresponderen. Een onderzoeksvoorstel dat niet kraakhelder is geschreven, heeft zonder twijfel minder kans op een zak geld.

Tot mijn verbazing leverde het vwo waar ik op mijn achttiende afscheid van nam, ook leerlingen af die niet in staat waren een fatsoenlijke tekst te schrijven. Ik vond en vind dat een hele slechte zaak. Die kinderen zet je op een achterstand in de arbeidsmarkt: als die gaan solliciteren op een baan van gemiddeld tot hoog niveau – toch het meest voor de hand liggend na het vwo en een vervolgopleiding op het hbo of wo – en je beheerst het Nederlands niet goed, verbaal of op papier, dan zijn je kansen op een baan simpelweg geringer. Dat vervolgopleidingen tegenwoordig zelf cursussen, toelatingstests en extra vakken aanbieden om studenten in rekenen up to speed te brengen, is eigenlijk een gotspe, maar het is met de trend die De Staat van het Onderwijs signaleert, niet ondenkbaar dat dit voor taal straks ook nodig is.

Ik vind het de plicht van een school om extra in leerlingen te investeren die om wat voor reden dan ook een achterstand hebben op het gebied van zoiets belangrijks als taal. Neem voor hen wat uren af van minder cruciale vakken als ‘textiele werkvormen’, tekenen, ‘dramatische expressie’ en handvaardigheid, die naar mijn mening toch al niet veel te zoeken hebben op het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, en geef ze in plaats daarvan bijles Nederlands. Of schrap voor hen de lessen over Neder­landse literatuurgeschiedenis en laat ze moderne teksten ontleden. Warenar, Elckerlyc en Mariken van Nieumeghen zijn boeiend geschreven, maar van minder belang dan het kunnen ontleden van een goed geschreven tekst uit De Groene Amsterdammer of NRC.

De vele aandacht voor ons onderwijs vorige maand en het benoemen van dergelijke pijnpunten zal nauwelijks tot veranderingen leiden, verwacht ik. Om Sitalsing een beetje te parafraseren: ‘De mensen schrikken even, dan zegt een politicus ‘dat het niet zo kan zijn dat’, terwijl het gewoon wel zo is, en daarna gaat het leven verder.’

Het is een ontmoedigende gedachte dat de haarscheuren op die manier kunnen uitgroeien tot fatale breuken in ons onderwijsbestel.