Lange cellen worden bij hun sterven vanuit het midden opgeruimd, althans in Caenorhabditis elegans. Korte cellen vallen juist uiteen in fragmenten die ongeveer tegelijk worden afgevoerd. In Nature Cell Biology beschrijven Amerikaanse wetenschappers hun onderzoek naar celdood en -opruiming.

De onderzoekers hebben gekeken naar de dood van de ‘tail-spike cell’ (TSC) in C. elegans. Dit is een langgerekte cel die de embryonale groei van de staart ondersteunt en vervolgens doodgaat. Ze hebben ook gekeken naar de zenuwcellen in deze worm, omdat die ook langgerekt zijn. Beide cellen blijken te worden opgeruimd via hetzelfde proces.

De groep van Shai Shaham bestudeert hoe cellen doodgaan en hoe fagocyten vervolgens de celrestanten afvoeren. Om de celdood te kunnen volgen, hebben ze de TSC in C. elegans gelabeld met groen fluorescent eiwit (GFP). Uit het experiment bleek dat het cellichaam en de uitloper van elkaar worden gescheiden als de TSC doodgaat. Hierdoor wordt het cellichaam ronder en sterft het daarna op een manier die vergelijkbaar is met korte cellen; de cel valt uiteen in fragmenten die door fagocyten worden afgevoerd. De uitloper ondergaat twee verschillende processen. Het deel van de uitloper dat bij het cellichaam zat, valt uiteen in kleine bolletjes. De rest van de uitloper trekt naar het uiteinde toe, krult daar op tot een grotere bol en wordt vervolgens opgeruimd. Het opruimproces begint dus in het midden.

Shaham en collega’s hebben ook gekeken welke genen er betrokken zijn bij celdood en -opruiming van de TSC. Ze vonden dat het inzetten van de celdood voor de hele cel afhankelijk is van hetzelfde caspase, namelijk CED-3. Er werden wel verschillende genen gevonden voor de afvoer van celrestanten. De genen die betrokken zijn bij apoptose van korte cellen zijn ook verantwoordelijk voor het opruimen van het cellichaam. Het opruimen van het uiteinde van de uitloper blijkt vooral afhankelijk van EFF-1, een gen dat tot nu toe alleen in verband gebracht werd met cel-cel fusies.

De onderzoekers willen nu weten of het ontdekte mechanisme hetzelfde werkt in langgerekte cellen van andere organismen.

Bron: Nature Cell Biology