Utrechtse onderzoekers beginnen te begrijpen hoe het TRAP-eiwitcomplex werkt. Met dank aan de cryo-elektronenmicroscopie én aan twee mensen bij wie het helaas niet werkt, schrijven ze in Nature Communications.

TRAP staat voor translocon-associated protein. Het complex maakt deel uit van een groter geheel, het ER translocon. Dat translocon zit in en rond het endoplasmatisch reticulum en sluist eiwitten door die worden geproduceerd door ribosomen op dat membraan. Bekend is dat TRAP bestaat uit vier subunits, genaamd TRAP alfa tot en met delta, en er waren al berichten dat mutaties in TRAPδ kunnen leiden tot problemen met de eiwitglycosylering. Maar voor de rest was TRAP eigenlijk een raadsel.

Friedrich Förster, vorig jaar aangesteld als hoogleraar cryo-elektronenmicroscopie bij het Bijvoet Center for Biomolecular Research en kort daarop verblijd met een ERC Consolidator Grant van ruim € 2 miljoen, heeft nu het geluk gehad dat hij celmateriaal in handen kreeg van twee ernstig gehandicapte tieners die door genetische defecten respectievelijk TRAPγ en TRAPδ misten. Met cryo-elektrontomografie (CET) heeft hij de structuur van hun translocons in kaart gebracht, en vergelijken met die van ‘gezonde’ translocons.

De exacte 3D-vorm van de afzonderlijke TRAP-componenten is nog niet bekend en met de resolutie van de huidige CET-technieken geeft er slechts een vaag idee van. Maar de vergelijking liet wel fraai zien waar er iets ontbrak. En dus weten we nu dat TRAPδ naast het oligosaccharyltransferasecomplex (OST) hoort te zitten. OST speelt inderdaad een belangrijke rol bij de glycosylering en Förster vermoedt dat TRAPδ de samenwerking tussen OST en de rest van TRAP verbetert.

TRAPγ ligt iets ingewikkelder. Zonder die component blijkt TRAP compleet uit het translocon te verdwijnen. De componenten worden nog wel aangemaakt maar bereiken hun plek niet. De conclusie dat TRAPγ het ankerpunt van het complex vormt, ligt voor de hand. Maar zo simpel kan het niet zijn: sommige lagere soorten, zoals algen, maken TRAPγ en TRAPδ helemaal niet aan en kunnen toe met alléén TRAPα en TRAPβ. Dat doet weer vermoeden dat de evolutie TRAPγ heeft voortgebracht om de eerste twee te stabiliseren, en dat een daarvan (vermoedelijk TRAPα) het echte ankerpunt is.

Door de structuur van zo’n algen-translocon te analyseren, heeft Förster kunnen vaststellen welk onderdeel precies TRAPγ is. Waar TRAPα ophoudt en TRAPβ begint, is op de huidige plaatjes nog niet te zien.

Overigens heeft Förster zojuist een Vici-subsidie binnengehaald voor een project om mitochondriën te gaan bestuderen met CET. Ongetwijfeld gaan we meer van hem horen.

bron: UU, Nature Communications