In reuzenpandadarmen bevindt zich wellicht de sleutel tot efficiënte productie van tweede-generatiebiobrandstof. Alweer een reden om te zorgen dat het arme beest niet uitsterft, stelde Ashli Brown (Missisippi State University) tijdens het herfstcongres van de American Chemical Society in Denver.

De grootste verrassing is wellicht dat niemand zich dit eerder heeft gerealiseerd. Genetisch gezien zijn panda’s vleeseters. Voor de vertering van hun hoofdvoedsel, bamboe, zijn ze daarom volledig afhankelijk van een zeer efficiënte darmflora, die onder meer in staat is om lignocellulose af te breken tot eenvoudige suikers.

Brown is al een jaar bezig om de poep te analyseren van de panda’s Ya Ya en Le Le, woonachtig in de dierentuin van Memphis (Tennessee), en er zo veel mogelijk bacteriesoorten uit te isoleren. Ze heeft al enkele soorten aangetroffen die sterk lijken op de bacteriën die termieten in staat stellen om hout te verteren.

En haar experimenten suggereren dat de panda-bacteriën zelfs efficiënter werken dan die uit termieten, en onder condities die commercieel gezien aantrekkelijker zijn. In het beste geval zouden ze in staat zijn om plantenbiomassa voor 95 procent in eenvoudige suikers om te zetten.

De volgende stap zou dan moeten zijn om te achterhalen welke enzymen uit de bacteriën hier precies voor verantwoordelijk zijn. De genetische code voor die enzymen zou dan weer kunnen worden overgezet naar organismen die gemakkelijker op grote schaal zijn te kweken, bijvoorbeeld gistcellen.

bron: ACS

Onderwerpen