Virusfunctionaliteit ingebouwd in eigen DNA

Sluipwespen uit de Braconidae-familie hebben een sequentie in hun DNA zitten die codeert voor het omhulsel van een virus. De wesp gebruikt die omhulsels als vector om zijn prooi een vorm van gentherapie toe te dienen, zo melden Franse onderzoekers in Science.

Ze hopen dat het nieuwe inzichten oplevert bij het ontwerp van vectoren, die bruikbaar zijn voor gentherapie bij mensen.

De prooi in kwestie is een rups. De genen van de wesp saboteren het immuunsysteem van de rups, zodat dat de meegestuurde wespen-eitjes met rust laat. Die eitjes kunnen zich dan ontwikkelen tot wespenlarven die de rups van binnenuit opvreten.

Het bestaan van de virusdeeltjes was al bekend. Uit eerder onderzoek van de Fransen bleek echter dat ze de genetische functionaliteit missen die virussen nodig hebben om zichzelf te vermenigvuldigen. Ze twijfelden er daarom aan of het wel écht een virus was.

Nader onderzoek heeft uitgewezen dat de oplossing voor dit raadsel in het genoom van de wesp zit. Die beschikt over meer dan 20 genen die coderen voor karakteristieke componenten van een nudivirus. Deze genen komen specifiek in de eierstokken tot ontwikkeling, maar in plaats dat ze een volwaardig nudivirus afleveren maken ze alleen het omhulsel met een stuk of 150 wespengenen er in.

De Fransen vermoeden dat het virale DNA zo’n 100 miljoen jaar geleden voor het eerst is ingebouwd in het genoom van een gemeenschappelijke voorouder van de sluipwespen, en dat het trucje sindsdien tot in de perfectie is geëvolueerd.

bron: CNRS

Onderwerpen