Het Periodiek Systeem vermeldt voortaan voor 10 elementen geen vaste atoomgewichten meer, maar intervallen waar die gewichten tussen zitten. Dat is een meer realistische weergave van de praktijk, zo laat de internationale scheikundekoepel IUPAC weten in haar tijdschrift Pure and Applied Chemistry.

Voor het maken van rekensommetjes in de klas is het voornamelijk vervelend, maar IUPAC-onderdirecteur Fabienne Meyers hoopt dat “chemici en onderwijzend personeel deze uitdaging zullen aangrijpen als een unieke gelegenheid om de interesse van jonge mensen in chemie aan te moedigen.”

 

Het gaat om de elementen waterstof, lithium, boor, koolstof, stikstof, zuurstof, silicium, zwavel, chloor en thallium. Die hebben met elkaar gemeen dat ze in de praktijk nooit bestaan uit identieke atoomkernen, maar uit mengsels van een aantal stabiele isotopen.

 

Tot nu toe vermeldde het Periodiek Systeem hiervoor atoomgewichten die waren afgeleid van de gewichten van de isotopen en de verhouding waarin die isotopen op Aarde voorkomen. Op school leerden we vervolgens allemaal om met die gemiddelden te rekenen.

 

In de praktijk zijn die isotopenverhoudingen echter helemaal niet zo constant, maar afhankelijk van de vindplaats van het element. En de laatste jaren wordt daar binnen de analytische chemie steeds vaker gebruik van gemaakt, vooral omdat het bepalen van die verhoudingen aan de hand van de massaverschillen een stuk gemakkelijker is dan vroeger. Zo verraadt de verhouding tussen koolstofisotopen of testosteron in een atleet natuurlijk is of doping.

 

Vandaar dat besloten is om zulke variaties voortaan in het Periodiek Systeem weer te geven.

 

Hoe je er voortaan je sommetjes mee moet maken staat er niet bij. In de meeste gevallen is het waarschijnlijk het beste om gewoon het gemiddelde van het interval te nemen.

 

bron: University of Calgary

Onderwerpen

Special report: Periodiek Systeem der Elementen