Om algen zo ver te krijgen dat ze meer biodiesel produceren, moet je ze op een farmaceutische manier aanpakken. Dus gewoon zo veel mogelijk verschillende moleculen toedienen en kijken of er iets tussen zit dat helpt, melden onderzoekers van de University of California (Davis).

In ACS Chemical Biology leggen Annaliese Franz en collega’s uit hoe ze een microplate assay hebben ontwikkeld waarin ze kleine hoeveelheden algencellen kunnen blootstellen aan een reeks stoffen tegelijk. Met de kleurstof Nile Red kleuren ze vervolgens de lipiden in die zich in die cellen opbouwen, waarna ze met fluorescentiemetingen konden vaststellen hoeveel lipiden dat waren.

De Amerikanen hebben het tot nu toe uitgeprobeerd met vier verschillende algensoorten en 83 als bioactief bekend staande stofjes waarvan je enig effect zou mogen verwachten op het metabolisme van een alg. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan kinase-inhibitoren en antioxidanten.

Vooral de laatste categorie bleek inderdaad effect te hebben: met name epigallocatechine gallaat uit groene thee en gebutyleerd hydroxyanisool (BHA, een conserveermiddel) voerden de olieproductie op. Dat gold ook voor forskolin (een diterpeen) en mepacrine. In het microplate-assay werden toenames van wel 200 procent gemeten zonder dat het ten koste ging van de rest van de alg. Bij vervolgproefjes in een bioreactor met een groter volume was het effect wat kleiner, maar 84 procent olieproductietoename is nog steeds niet niks.

Zelf heeft Franz een farmacochemische achtergrond. Toen ze op de UC Davis-campus in aanraking kwam met biobrandstof-onderzoek, kwam haast vanzelf het idee om daar ook eens high-throughputscreening op los te laten. Op YouTube legt ze het op haar eigen manier uit:

De universiteit heeft octrooi aangevraagd. Berekend is al dat sommige toevoegingen kosteneffectief moeten zijn wanneer je de algencultuur naar 50.000 liter opschaalt.

bron: UC Davis

Onderwerpen