De nieuwste pijnstiller aapt de werking na van een genetische afwijking die kans op chronische pijn verlaagt. Bij muizen werkt het alvast prima, schrijven Harvard-onderzoekers in Neuron.

Ze zijn alvast een spin-off genaamd Quartet Medicine begonnen die het op termijn bij mensen moet gaan uitproberen.

Die afwijking zit in het gen voor GTP cyclohydroxylase 1 (GCH1). Dit enzym is onder meer betrokken bij de productie van tetrahydrobiopterine (BH4), een cofactor voor een aantal andere enzymen die diverse neurotransmitters aanmaken.

\

BH4 is onder meer nodig om überhaupt pijn te kunnen voelen. Chronische pijn lijkt samen te gaan met een sterk verhoogde productie van BH4. En bij mensen blijkt een variant op het GCH1-gen te bestaan die de maximale BH4-productie beperkt tot het basisniveau. Dat vermindert dus de kans op chronische pijn. Verder lijkt deze genetische variant onschadelijk te zijn, wat je van andere GCH1-mutaties bepaald niet kunt zeggen.

Het Harvard-onderzoek bevestigde ten eerste dat muizen, die op vergelijkbare wijze worden gemodificeerd, inderdaad minder last van pijn hebben.

Vervolgens bleek je hetzelfde effect te kunnen bereiken met SPRi3, een klein molecuul dat de BH4-productie remt zonder de genen te veranderen. Omdat je de productie niet helemáál wilt platleggen is GCH1 hierbij geen handig doelwit. Beter is om sepiapterinereductase (SPR) aan te pakken. Dit enzym katalyseert de laatste stap van de BH4-synthese, en voor die stap heeft het lichaam een alternatief beschikbaar met precies voldoende capaciteit om een serieus tekort te voorkomen.

De onderzoekers tekenen er bij aan dat het bestaande medicijn sulfasalazine achteraf óók blijkt in te werken op sepiapterinereductase. Sulfasalazine en aanverwante sulfa’s worden al 60 jaar ingezet tegen reuma en chronische darmontstekingen; dat dat hielp was een toevallige ontdekking en het waarom snapte tot voor kort niemand.

Je mag aannemen dat SPRi3, een molecuul dat speciaal is ontworpen om op de structuur van het enzym te passen, een stuk efficiënter werkt dan zo’n toevallige vondst. Wanneer het klaar is voor klinische tests, is echter nog niet duidelijk.

bron: C&EN, Quartet Medicine