Om acute leukemie onder de duim te houden moet je T-cellen op tumorspecifieke lipiden af sturen. In tegenstelling tot eiwitten veranderen die lipiden namelijk niet, schrijven Zwitserse en Italiaanse onderzoekers in het Journal of Experimental Medicine.

Na jaren zoeken zeggen ze een klasse lipiden te hebben ontdekt die specifiek is voor zogeheten CD1c+-leukemiecellen. Deze methyl-lysofosfaditinezuren (afgekort mLPA) komen wel in grote aantallen op het oppervlak van die zieke cellen voor, maar niet op gezonde cellen.

Het menselijke immuunsysteem blijkt in staat om T-lymfocyten aan te maken die deze lipiden herkennen. In vitro is het gelukt om die T-cellen te isoleren, en als je die vervolgens inspuit bij een muis met leukemie blijken ze inderdaad therapeutisch te werken.

Normaal gesproken dresseer je zulke T-cellen om tumorspecifieke eiwitten te herkennen. Probleem daarmee is dat er in de leukemiecellen maar weinig hoeft te muteren om die eiwitten onherkenbaar te maken. De nu ontdekte lipiden zijn ‘kleine’ moleculen waar waarschijnlijk niets aan valt te veranderen zonder dat ook hun functie wegvalt.

Volgens de onderzoekers is het vooral interessant voor de nabehandeling. Als acute leukemie eenmaal wordt ontdekt, is het aantal aangetaste cellen waarschijnlijk al te groot om nog te denken aan welke vorm van immunotherapie dan ook. Er zit dan niets anders op dan een zware chemokuur die het aantal aangetaste cellen terugdringt tot beneden de detectiegrens, eventueel gevolgd door een beenmergtransplantatie. De mLPA-herkennende antilichamen zouden daarna kunnen worden ingezet als een vorm van onderhoud, die elke poging van de ziekte om terug te komen in de kiem smoort.

bron: Universität Basel

Onderwerpen