Hopaan.

De uit de Deepwater Horizon-put gelekte ruwe olie is terecht. Een flink deel ligt op de bodem van een klein stukje Golf van Mexico, melden Californische onderzoekers in PNAS.

Het zou betekenen dat oliedruppels om de een of andere reden veel sneller naar de bodem zakken dan de huidige modelberekeningen aangeven. En het verklaart meteen waarom koralen op de bodem zo veel last van die olie hadden.

De claim is gebaseerd op metingen van de concentratie van hopanen. Dat zijn triterpenen die door bacteriën worden aangemaakt, die biologisch niet of nauwelijks afbreekbaar zijn en die daardoor als een soort ‘moleculaire fossielen’ in aardolie zitten. Specifiek voor die olie zijn ze niet. Maar als sedimenten op de oceaanbodem ineens veel meer hopanen bevatten dan gemiddeld, mag je er volgens de auteurs van uitgaan dat daar olievervuiling is geland.

Uit meer dan drieduizend bodemmonsters, die tijdens twaalf expedities zijn opgevist op 534 locaties in de Golf van Mexico, hebben de auteurs nu een ‘hopaankaart’ samengesteld. Die laat enorme concentratiepieken zien in een gebied van 3.200 vierkante kilometer, gemiddeld 40 km van de plek waar het Deepwater Horizon-boorplatform in 2010 ten onder ging. Kennelijk is de olie daar door de stroming heen gespoeld.

Uit de hoeveelheid hopanen valt overigens op te maken dat in dit gebied hooguit eenzesde ligt van de geschatte hoeveelheid olie die uit de beschadigde boorput is gelekt. Misschien de helft was in water oplosbaar en zal inmiddels wel biologisch zijn afgebroken; de onderzoekers vermoeden dat de rest verderop ligt, verdeeld over kleine vlekjes die je in een hele grote zee niet zo gemakkelijk terugvindt.

bron: National Science Foundation