Als cellen ouder worden slijten niet alleen hun telomeren, maar loopt ook de productie van histon-eiwitten terug. Het DNA vouwt zich daardoor minder ‘lekker’ op en wordt almaar kwetsbaarder, zo stelt Jan Karlseder en Roddy O’Sullivan (Salk Institute for Biological Studies, La Jolla, Californië) in Nature Structural and Molecular Biology.

Karlseder vermoedt dat beide zaken niet los van elkaar staan. Het stresssignaal dat door de telomeerbeschadiging wordt gegenereerd, regelt op de een of andere manier de histonenproductie omlaag, met als gevolg dat de telomeren nog sneller gaan slijten.

 

Dat telomeren bij elke DNA-duplicatie een stukje korter worden, was al langer bekend. Vorig jaar was die ontdekking goed voor een Nobelprijs. Maar hoe het precies komt dat de cel zich niet meer deelt zodra die telomeren beneden een bepaalde kritische lengte komen, was nog niet duidelijk.

 

Dat verband zou dus wel eens in de invloed op de histonenproductie kunnen zitten. Histonen zijn de ‘spoeltjes’ waarop DNA wordt opgerold, zodat zich een chromatinestructuur kan vormen. Dat een histonentekort dit proces destabiliseert, ligt voor de hand. En dat ouderen inderdaad zo’n histonentekort vertonen, hebben Karlseder en O’Sullivan kunnen bevestigen door de genetische expressie van cellen (fibroblasten) van een 9-jarige te vergelijken met die van iemand van 92.

 

Ze hebben bovendien kunnen aantonen dat de histonenproductie zich herstelt tot het jeugdige niveau (‘happy, healthy chromatin’, volgens O’Sullivan) wanneer je de aanmaak versterkt van het enzym telomerase, dat de telomeren verlengt.

 

De onderzoekers hebben bovendien voor het eerst waargenomen dat de chromatinestructuur van de telomeren duidelijk afwijkt van die van de rest van het chromosoom. Het probleem met te korte telomeren zou kunnen zijn dat dan de grens tussen die twee structuren niet stabiel meer is.

 

Duidelijk is in elk geval da het menselijke verouderingsproces wel eens veel ingewikkelder in elkaar zou kunnen zitten dan tot nu toe werd vermoed. En de auteurs suggereren voorzichtig dat er uiteindelijk tóch wel eens een (evolutionair nuttig) mechanisme achter zou kunnen zitten dat de tijd beperkt, die individuen krijgen om zichzelf voort te planten

 

bron: Salk Institute

Onderwerpen