Afrikaanse olifanten behoren tot 2 verschillende soorten die genetisch net zo sterk verschillen als een Indische olifant en een wolharige mammoet. Dat meldt een internationaal onderzoeksteam in PLoS Biology, na onderzoek van het kern-DNA van alle genoemde soorten.

De ontdekking kan het gemakkelijker maken om de dieren te beschermen tegen stropers. Tot nu toe zijn olifanten in Afrika nog te talrijk voor een plekje op de rode lijst van acuut bedreigde diersoorten, maar dat verandert wellicht als je de populatie in tweeën splitst.

 

Dat ‘de’ Afrikaanse olifant (die ene met de grote oren) niet bestaat, werd al een jaar of tien vermoed. Exemplaren die op de savanne leven, zijn gemiddeld bijna twee keer zo zwaar als exemplaren die in het bos rondlopen. Maar dat kón natuurlijk aan omgevingsfactoren liggen.

 

Voor het eerst is het nu gelukt om een deel van het kern-DNA van een savanne-olifant met dat van een bosolifant te vergelijken. En daar kwam uit dat de verschillen veel groter zijn dan verwacht. Zo groot zelfs dat beide populaties al 2,6 tot 5,6 miljoen jaar geleden uit elkaar moeten zijn gegroeid.

 

Het onderzoek levert tevens het lang verwachte bewijs dat de Indische olifant wél directe familie is van de mammoet, maar niet van de Afrikaanse soorten.

 

Het voorstel is nu dat de savanne-olifant de naam Loxodonta africana mag houden, terwijl de bosolifant de nieuwe naam Loxodonta cyclotis krijgt.

 

Die laatste soort zou dan een plekje op de rode lijst verdienen. Ze komt vooral voor in West- en Centraal-Afrika, de delen van het continent waar verreweg het meeste wordt gestroopt. De savanne-olifanten zitten zuidelijker, in landen waar het natuurbeheer beter functioneert, en zijn eigenlijk helemaal niet zo zeldzaam.

 

bron: BBC News, naturenews

Onderwerpen