Na een lange carrière in de industrie kiezen sommigen ervoor de gewaagde stap te nemen naar de academische wereld. ‘Je levert salaris in, maar krijgt er veel vrijheid voor terug.’

‘In de industrie werken is leuk en brengt voldoening, maar soms lijkt het wel een beetje op in het leger zitten. Je hebt overal toestemming voor nodig en alles is gericht op dat ene doel: waarde leveren voor het bedrijf’, zegt Tony Kiss, voorheen werkzaam bij AkzoNobel, sinds eind 2017 voltijd hoogleraar chemical engineering en groepsleider separation science and technology aan de University of Manchester. ‘Ik ben dan ook erg blij dat ik ben overgestapt naar de academische wereld. Nu ben ik veel vrijer in wat ik kan onderzoeken.’

Een overgang van industrie naar universiteit komt niet zo vaak voor. Het omgekeerde wel; de keuze om van een idee een product te maken is een logische. Minder logisch is terug te gaan naar waar alle wetenschappers ooit begonnen zijn: de academische wereld. Toch kan het de moeite waard zijn om het te overwegen.

Deeltijdhoogleraar

Bij AkzoNobel hield Kiss zich als senior projectmanager en research development and innovation-specialist bezig met scheidingstechnologie en procesintensificatie. Hij was daarnaast sinds 2014 ook deeltijdhoogleraar separation technology aan de Universiteit van Twente; een aanstelling die hij nog steeds heeft.

Kiss: ‘Mijn belangrijkste taak bij de UT was bruggen te slaan tussen de industrie en de academische wereld, en daarbij win-winsituaties te creëren. Ik probeerde jonge talenten te scouten voor AkzoNobel en de onderzoeksrichting te sturen. Tegelijkertijd regelde ik industrieel gesponsorde onderzoeksprojecten voor de universiteit, waarbij ik kennis vanuit de industrie naar de academie bracht.’

Helaas bleek zowel een industriële als academische positie behouden na een tijd lastig, ontdekte Kiss. ‘Ik was heel blij als parttime hoogleraar, maar het nieuwe management van AkzoNobel minder. Ze waren niet zo begripvol en tolerant naar mijn academische activiteiten toe en probeerde die zo veel mogelijk in te perken. Na twaalf jaar bij het bedrijf te hebben gewerkt, koos ik er toen voor om voor een volledige academische positie te gaan. En daar heb ik absoluut geen spijt van.’

‘Ik was heel blij als parttime hoogleraar, maar het nieuwe management minder’

Ook Dick Broer, hoogleraar functional organic materials and devices aan de TU Eindhoven, is blij met zijn overgang naar de universiteit, hoewel het er bij hem iets anders aan toe ging. Broer heeft bijna zijn hele werkende leven bij Philips Research gewerkt als onderzoeker in de polymeerchemie. In 1996 werd hij deeltijdhoogleraar aan de TU Eindhoven, toen al in zijn huidige vakgebied.

Die dubbele positie ging prima, tot 2010. ‘De productie van veel producten waaraan ik werkte, zou worden uitbesteed aan andere bedrijven’, vertelt Broer. ‘Ik kon kiezen: volledige omscholing of de definitieve stap naar de universiteit zetten. Het werd dat laatste, vooral vanwege mijn leeftijd van toen zestig jaar. De laatste vijf jaar tot aan mijn pensioen besteedde ik liever aan resultaten proberen te behalen met polymeersystemen die ik zelf heb helpen ontwikkelen dan iets geheel nieuws te leren.’

Nieuwe opleiding

Zowel Kiss als Broer waren eerst deeltijdhoogleraar voor ze voor de volledige academische aanstelling gingen. Dat was niet het geval voor Peter van Hoorn, nu universitair hoofddocent en programmadirecteur van de bacheloropleiding science & business innovation van de VU in Amsterdam. Van 1984 tot 2001 werkte hij bij DSM in een business development en sales-rol, en van 2000 tot 2008 was hij als president bij Cambrex verantwoordelijk voor de businessunit biologics. Hij werkte en woonde daarvoor in respectievelijk Canada en de VS.

In 2007 werd Van Hoorns businessunit bij Cambrex overgenomen door een groot Zwitsers bedrijf. Hij keerde terug naar Nederland. Maar in plaats van zich aan te sluiten bij een nieuw bedrijf, koos hij ervoor zich in te zetten voor lesgeven. ‘Vanaf de jaren tachtig heb ik in het bedrijfsleven gezeten. Het tempo van werken daar ligt hoog, ik was veel op reis, kende alle ‘hoeken’ binnen mijn sector. Ik was er wel een beetje klaar mee. In plaats daarvan leek het mij mooi iets te doen voor de academie door een nieuwe opleiding op te bouwen op het kruispunt van science en business. Dat werd de bacheloropleiding science & business innovation.’

‘Binnen de academie bestaat dat eind­doelenklimaat veel minder’

Het werken bij een universiteit was wel even wennen volgens Van Hoorn. ‘Vooral omdat ik ook nog eens uit het Amerikaanse bedrijfsleven kwam. Daar draait het echt alleen maar om de omzet van de volgende maand. In de academische wereld bestaat dat einddoelenklimaat veel minder; daar gaat het vooral om kennis vergaren en daar staat niet altijd een tijdsmaat op. Voor mij was dat even de knop omzetten. Maar aan de andere kant merkte ik dat mijn wat bedrijfsmatigere houding wel werd gewaardeerd; ik kon dat meegeven aan de studenten die later ook de richting van de industrie zouden opgaan.’

Spin-offs

Werken voor een universiteit biedt vele voordelen. Kiss noemde al de vrijheid van onderzoek die je hebt, in tegenstelling tot de industrie. ‘Wat ik verder fijn vind is dat je jonge mensen, studenten of net afgestudeerden, kunt helpen opleiden’, zegt hij. ‘In de industrie coachte ik ook wel jonge collega’s, maar er was gewoonweg minder tijd om ze te laten leren. Er stonden tenslotte deadlines op bepaalde projecten. Ook kan je op de universiteit gerust vier jaar of langer aan een onderzoek werken, terwijl het bij een bedrijf vooral gaat om projecten van maximaal een jaar. Daar baalde ik weleens van.’

Toch zijn er ook minpunten aan de academische werkwijze. ‘De opschaling van een testproduct is een stuk lastiger’, vertelt Broer. ‘Je werkt met studenten aan een mooi idee en publiceert je resultaten. Vervolgens moet je oppassen dat het concept niet ergens op een bureautafel blijft liggen. Daar waar er in de industrie een natuurlijke drive is om naar een product te gaan, is dat binnen de universiteit minder voor de hand liggend. Je moet andere wegen zoeken om dat voor elkaar te krijgen. Die hebben we ook gevonden, in de vorm van spin-off-bedrijven. Dat ik ben ‘opgegroeid’ bij Philips en daar de ervaring heb opgedaan in ontwikkeling van producten was daarbij zeker een voordeel.’

Ten slotte is er nog de salariskwestie. ‘Je verdient over het algemeen een stuk minder bij de universiteit dan bij een bedrijf’, zegt Van Hoorn. ‘In mijn geval daalde het tot 25 procent van mijn eerdere salaris. Daarbij moet ik wel aantekenen dat er een enorm verschil zit in inkomen en ook levenskosten tussen de VS en Nederland. Ik kreeg van de universiteit trouwens wel een compensatievergoeding, omdat ik een hoge positie bekleedde in de industrie.’ Ook Kiss en Broer beamen dat ze salaris inleverden bij hun overstap, hoewel niet zo veel als bij Van Hoorn. ‘Maar het is het meer dan waard’, concludeert Kiss. ‘De vrijheid die je ervoor terugkrijgt, is een groot goed.’