In de diepzee voor de Amerikaanse westkust zitten micro-organismen die wolfraam inbouwen in hun enzymen. Terwijl dat metaal ter plekke behoorlijk schaars is, schrijven onderzoekers van Georgia Tech in het tijdschrift Environmental Microbiology.

Het enzym waar dat wolfraam in zit heet formylmethanofuran dehydrogenase. Het splitst CO2 af van formylmethanofuran, als (voorlopig) laatste stap in de anaerobe afbraak van methaan.

Het verantwoordelijke micro-organisme heet ANME, wat een afkorting is voor ‘anaeroob methanotroof archaeon’. Het leeft op methaan dat uit de bodem lekt of opgesloten zit in ijskristallen (clathraten), in symbiose met een sulfaatreducerende bacterie die kennelijk dat methanofuran beschouwt als een prettige koolstofbron.

Het gevormde CO2 slaat deels neer op de bodem in de vorm van calciumcarbonaat. Dat sediment werd bemonsterd door een diepzeerobot, waana in het lab de aanwezigheid van beide soorten werd vastgesteld én de (vermoedelijke) aanwezigheid van wolfraamhoudende enzymen.

Normaal gesproken bevatten formylmethanofuran dehydrogenases geen wolfraam maar molybdeen, het element dat er direct boven staat in het periodiek systeem. Dat is ook logisch: chemisch gedragen beide metalen zich ongeveer identiek, maar molybdeen is in de meeste leefmilieus vele malen minder schaars.

Waarom ANME toch wolfraam gebruikt weten de onderzoekers niet zeker. Maar ze doen wel een suggestie: die sulfaatreducerende bacteriën produceren sulfide. Lokaal heb je dus te maken met relatief hoge sulfideconcentraties, met als gevolg dat vrijwel alle molybdeen zal neerslaan als molybdeensulfide. Wolfraamsulfide lost tenminste nog een klein beetje op. Wellicht kunnen de ANME-archaea, die als symbionten dicht in de buurt van de sulfaatreduceerders moeten blijven, in de praktijk dus gemakkelijker aan wolfraam komen dan aan molybdeen.

bron: Georgia Tech

Onderwerpen