Met een vorm van ionenmobiliteitsspectrometrie kun je in vitro bepalen of kleine moleculen kans maken om bruikbare geneesmiddelen te worden. Dat kan heel veel tijd en geld besparen, claimen Canadese onderzoekers in ACS Central Science.

Ze zeggen er met name mee te kunnen voorspellen hoe gemakkelijk zo’n molecuul door een celmembraan heen komt. Tot nu toe moest je dat uitproberen op échte celkweekjes, en zulke experimenten kosten tijd.

De gebruikte techniek heet differential mobility spectrometry (DMS). Ze sorteert ionen in een draaggas door er wisselende elektrische velden op los te laten, en wordt als zodanig vooral gebruikt als extra scheidingstechniek in combinatie met LC en/of MS.

J. Larry Campbell en collega’s hebben nu bedacht dat je hier ook de fysisch/chemische eigenschappen mee kunt aftasten van ‘gemicrosolveerde’ ionen, die in de gasfase worden omringd door een handvol niet-covalent gebonden oplosmiddelmoleculen. Je bent dan eigenlijk aan het bepalen hoe stevig die laatste zijn gebonden.

Bij een geneesmiddel is het oplosmiddel in principe water, en om door een hydrofoob celmembraan te komen moeten die moleculen er eerst af. Vandaar dat DMS in theorie iets zou moeten zeggen over de medicinale geschiktheid.

En volgens de Canadezen is die voorspellende waarde hoger dan verwacht. In elk geval bij het uitverkoren testmolecuul, 2-methyl-chinolin-8-ol, waar ze verschillende zijgroepen aan hingen om het effect van wijzigingen in vorm en ladingsverdeling te onderzoeken. De DMS-voorspellingen gaven telkens dezelfde trend te zien als de proeven op celkweekjes.

Hoe het precies komt dat het zo goed klopt, is nog verre van duidelijk. Met andere moleculen en oplosmiddelen kunnen de resultaten altijd nog zwaar tegenvallen. Maar het is de moeite waard om dat uit te proberen.

bron: University of Waterloo