Eindelijk is duidelijk waar het HIV-restvirus zich verschuilt in het lichaam tijdens medicatie. Onderzoekers van het Universitair Ziekenhuis in Gent rapporteren erover in Cell Host & Microbe.

‘Een wereldprimeur’, zo kopt het persbericht van UZ Gent, van waaruit onderzoekers Marie-Angelique De Scheerder, Linos Vandekerckhove en collega’s de ontdekking deden. Mensen die met het HIV-virus besmet zijn moeten dagelijks een medicijn slikken dat het virus onderdrukt. Ze hebben dan geen symptomen meer en kunnen de ziekte niet meer overdragen, maar zodra ze stoppen met het medicijn komt het virus net zo hard weer terug (het virus maakt een rebound). Er blijft namelijk altijd een ‘restvirus’ of virus-reservoir over.

Het probleem is dat die reservoirs niet makkelijk te vinden zijn. Maar de Vlamingen hebben de ‘verstopplek’ nu ontdekt. Het blijkt namelijk dat het virus niet op een specifieke plek, maar juist in allerlei weefsels kan gaan zitten, zoals in bloed, lymfeknopen en het darmstelsel. Het verschilt daarnaast ook tussen verschillende patiënten en zelfs per keer dat HIV in dezelfde patiënt terugkomt. Dat maakt het vinden van een gerichte oplossing moeilijker, omdat je de focus niet op een soort celtypen kunt leggen.

De onderzoekers vonden verder dat celdeling een grote rol speelt in de rebound. De celdeling zorgt namelijk voor de verspreiding van het virus en ligt dus niet per se virale replicatie. Celdeling zou daarnaast ook de bijdrage van effector memory T-cellen (TEM) vergroten. De data uit de paper laten namelijk zien dat de TEM een bijdrage leveren aan het inactieve HIV-reservoir, omdat het een rol speelt bij genetisch identieke virale expansies.

Een geneesmiddel blijft dus nog uit, maar de onderzoekers roepen op om te focussen op de antigene en homeostatische proliferatie van immuuncellen; daarin bevinden zich de cruciale processen. Verder lijkt CAR T-cel-therapie een optie te zijn. De toekomst zal het leren.