Als de Rotterdamse petrochemie niet snel en eendrachtig het roer omgooit, verwordt ze tot een stervend industrieel centrum. Met die uitspraak haalde oud-Shell-topman Rein Willems vandaag (10 maart) de voorpagina van het Financieele Dagblad.

Het FD interviewde hem naar aanleiding van een actieplan, dat gisteren werd gepresenteerd aan EZ-minister Kamp. Volgens de krant heeft hij het helemaal zelf geschreven, geïnspireerd dooe een reeks gesprekken die hij samen met zijn voormalige directeur technologie Jan van der Eijk voerde met de betrokken bedrijven.

Het plan houdt globaal in dat chemiebedrijven en raffinaderijen in en rond Rotterdam en Moerdijk hun energievoorziening en afvalverwerking moeten bundelen in gezamenlijke, coöperatieve installaties, in plaats dat ze alles zelf proberen te doen. Er bestaan al een paar van zulke samenwerkingsverbanden, maar het zijn er nog veel te weinig.

Ook moeten ze hun energie en grondstoffen veel meer gaan halen uit biomassa, en minder uit aardolie. En om dat te faciliteren zou een grote centrale bioraffinaderij moeten worden gebouwd ter waarde van 500 à 800 miljoen euro.

Willems stelt voor om te beginnen bij de bedrijven die betrokken zijn bij chloor- en pvc-productie: AkzoNobel, Shin-Etsu, Huntsman en Shell Moerdijk. Die zijn al afhankelijk van elkaars chemische producten, dus een gezamenlijke energievoorziening kan er ook nog wel bij.

De coördinatie zou kunnen worden verzorgd door het Havenbedrijf Rotterdam, dat tevens als hoofdinvesteerder zou kunnen optreden in samenwerking met pensioenfondsen en het ministerie van EZ. Willems wijst er op dat er een precedent is voor zo’n constructie: de Gasunie die ruim een halve eeuw geleden werd opgericht door Shell, Exxon en de overheid om Nederland van een aardgasleidingennet te voorzien.

Het alternatief is volgens hem dat de komende 25 jaar de ene fabriek na de andere moet sluiten, zowel vanwege concurrentie door grotere, modernere installaties in andere werelddelen als vanwege het Europese milieubewustzijn.

Kamp en het Havenbedrijf zijn enthousiast. Maar Willems moet toegeven dat, zelfs wanneer het lukt ook het lokale management van de betrokken fabrieken mee te krijgen, het nog lastig wordt om hun hoofdkantoren te overtuigen. De meeste daarvan staan immers óók in een ander werelddeel.

bron: FD