Dat aspirine de kans op darmkanker verlaagt, heeft waarschijnlijk te maken met een transcriptiefactor genaamd RUNX1. Statistisch gezien moet er haast wel een verband zijn tussen die twee, schrijven Deepak Voora, Geoffrey Ginsburg en collega’s van Duke University in EBioMedicine.
Ze presenteren het als een triomf van de systeemfarmacogenomica, een zelfbedachte naam voor een benadering die - kort samengevat - naar dergelijke verbanden zoekt zonder aannames vooraf.
In dit kader presenteerde de groep drie jaar geleden een ‘aspirin response signature’ (ARS). Ze gaven vijftig gezonde vrijwilligers een stevige dosis aspirientjes en onderzochten het effect op de genetische expressie in bloedplaatjes, door simpelweg alle los rondzwervende RNA-fragmenten in het bloed te sequensen. De 62 genen warvan de expressie het meest wordt verhoogd door aspirine, vormen samen de ARS.
Voor bloedplaatjes werd gekozen omdat die een sleutelrol spelen bij hart- en vaatproblemen, waar aspirine eveneens een heilzame werking op heeft. Voor een deel wordt die toegeschreven aan de ontstekingsremmende werking: net als veel andere pijnstillers is aspirine een COX1-inhibitor, en in bloedplaatjes remt dat de aanmaak van een stof die ze laat klonteren. Maar dat is duidelijk niet het hele verhaal.
Bij nader inzien blijkt er nu een soort rode lijn in de ARS te zitten. Van die 62 genen blijken er 37 te worden aangestuurd door een en dezelfde transcriptiefactor: RUNX1. Bij 28 stuks kun je in het genoom zelfs de code ontdekken van een eiwitfragment dat bekend staat als RUNX1-bindingsplek.
Voora heeft het uitgeprobeerd bij een kweekje van onvolgroeide bloedplaatjes (megakaryocyten). Van RUNX1 bestaan twee varianten; het verschil zit in de plek waar je het DNA begint af te lezen. Ze hebben allebei een eigen functie. En toediening van zowel aspirine als salicylzuur, het belangrijkste afbraakproduct, verandert de verhouding tussen die twee. Het experiment is herhaald met aspirineslikkende vrijwilligers, en bij hen zag je hetzelfde effect.
Opvallend genoeg is RUNX1 eerder ook in verband gebracht met tumoren in het maagdarmkanaal, en trouwens ook met acute myeloïde leukemie. Verschillende genen uit de ARS zijn in de literatuur ook al met het verloop van darmkanker geassocieerd. Het is dus heel goed mogelijk dat hierin de verklaring schuilt voor het effect van aspirine. Al is het voorlopig nog een compleet raadsel wat er op moleculaire schaal precies aan de hand is.
bron: Duke University
Nog geen opmerkingen