Koolstofnanobuisjes brengen RNA in witte bloedcellen

RNA-interferentie is een bruikbare methode om T-cellen van het menselijk afweersysteem ongevoelig te maken voor HIV-infectie. En met behulp van koolstofnanobuisjes kun je dat RNA ook daadwerkelijk in de T-cellen krijgen, zo schrijven onderzoekers van Stanford University in Angewandte Chemie.

Het ‘short interfering RNA’ (siRNA) blokkeert de genen die coderen voor de receptor CD4 en de coreceptor CXCR4. Deze receptoren bevinden zich normaal gesproken op de buitenkant van de T-cel, en worden door het HIV-virus gebruikt als aangrijpingspunt. Maakt de cel ze niet meer aan, dan is hij meteen vrijwel immuun voor het virus.

Het probleem is alleen om het siRNA in de cel te krijgen. Het gebruik van onschadelijke virussen als verpakking is niet geheel zonder risico. Vetbolletjes (liposomen) zijn veiliger, maar blijken bij T-cellen niet effectief.

Met koolstofnanobuisjes blijkt het nu wel te lukken. Ze worden wateroplosbaar gemaakt door ze te coaten met fosfolipiden, waaraan polyethyleenglycol wordt gehecht. Het siRNA hangt weer aan de polyethlyeenglycol, losjes gekoppeld via een zwavelbrug. In de praktijk blijkt het dan door het buisje de cel in te worden gesleept, precies zoals de onderzoekers hoopten.

bron: John Wiley

Onderwerpen