Moeten jouw hlo-collega’s jaloers zijn op je baan? Jazeker, zegt de een volmondig. Een ander is voorzichtiger: ‘Deze baan past mij heel goed, maar is niet voor iedereen weggelegd.’ Er zijn heel wat verschillende banen in laboratoria en er komen er steeds meer bij.

Ook al is er dan veel geautomatiseerd in moderne laboratoria, er is nog genoeg werk voor het labpersoneel. Van monstervoorbereiding, methodeontwikkeling, kwaliteitscontrole, interpretatie van resultaten tot leiding geven inclusief plannen en trainen. Geen werkdag is gelijk.

Marenne Welten (24) bijvoorbeeld, doet haar afstudeerstage bij Organon. Ze weet al dat ze na de zomer in dienst komt, en wel in een lab van twaalf mensen, dat de productie ondersteunt van actieve farmaceutische ingrediënten, zoals een bloedverdunner en zwangerschapshormonen. Ook onderzoekt het lab methoden om nieuwe producten te maken.

Welten werkt aan de opwerking en de zuivering van enzymen om farmaceutica mee te ontwikkelen. Ze gebruikt daarvoor precipitatie, filtratie en surface enhanced laser desorption and ionisation (SELDI). “Van mij wordt verwacht dat ik experimenten gestructureerd en nauwkeurig uitvoer en resultaten overzichtelijk presenteer. En initiatieven toon.” Het prettigst vindt Welten de goede werksfeer en de contacten met collega’s.

Ook in de farmaceutica zit Dennis van der Wal (27), die werkt bij PROXY Laboratories in Leiden, een contractlab dat veel aan kwaliteitscontrole doet. “Ons werk wordt per dag ingedeeld. Na een kort overleg ga ik HPLC-analyses doen, bijvoorbeeld stabiliteitsonderzoeken en validaties.” Hij rapporteert, kijkt het werk van anderen na en beheert de LC-apparatuur, zijn favoriete klus. Van der Wal heeft een kleine dertig collega’s die alle denkbare technieken gebruiken. Hij moet zich aan de dagelijkse planning houden of problemen daarmee tijdig melden. Van der Wal: “Liever drie dingen goed dan vijf net niet helemaal.”

Heel anders is het werk van Rob Janszen (31, hlo). Na vijf jaar analist te zijn geweest, is hij nu teamleider bij Alcontrol, tot voor kort van de voorbewerking op de afdeling bouwstoffen en asbest. “Ik deed voor een groep van tien mensen de planning en de controle op voortgang en kwaliteit en beantwoordde vragen en behandelde klachten van klanten.” Het team verwerkt emmers met grondmonsters tot deelmonsters voor bijvoorbeeld de bepaling van deeltjesgrootte, metaalgehalte, organische stof, droge stof en pH. “Als het heel druk was, sprong ik wel bij. Het is hier mouwen opstropen en gáán.” Het aardige van zijn baan is volgens hem dat het werk aan het eind van de dag weer af is. Janszen: “Dat is ook precies wat mijn baas van mij verwacht of ten minste dat ik genoeg stappen onderneem om dat te bereiken.”

OP TIJD AF

Met vijftien collega’s is Jeroen van Ravestijn (31, hlo) bij Kiwa Water Research verantwoordelijk voor de analyse van allerlei watermonsters, op zoek naar mogelijk gevaarlijke stoffen. “Als ’s ochtends de monsters binnen zijn, werken we ze op en analyseren ze met GC, GC-MS, LC-MS of sinds kort met een LTQ-Orbitrap MS.” Van Ravestijn ontwikkelt vaak nieuwe methoden (“dat is het interessantste werk”) en sinds kort richt hij voor het sensorenteam een nieuw lab in, met sensoren die de wateranalyses eenvoudiger en sneller moeten maken.

Ongeveer de helft van zijn tijd zit Van Ravestijn in het lab en de andere helft achter de pc, vaak vanwege kwaliteitszorg. “Dat moet niet te gek worden. De echte kwaliteitsborging moet in het lab gebeuren.” Ook voor hem is het belangrijk op tijd zijn werk af te hebben – of problemen tijdig te melden.

Michael van Steenwijk (32, hlo) is anderhalf jaar sectieleider bij SGS Nederland, nadat hij vijf jaar op het lab petrochemicaliën en gassen analyseerde. Hij zorgt in een lab met bijna vijftig mensen dat het werk op tijd verdeeld is, methoden kloppen, er efficiënt gewerkt wordt, nieuwe methoden voorbereid zijn en mensen getraind worden. “Organiseren en regelen, de continue veranderingen spreken me het meest aan.”

Van Steenwijks werkdag begint met de overdracht van de nachtdienst, die eventuele problemen met apparaten of monsters doorgeeft. Dan checkt hij de bezetting, controleert analyserapporten en gaat aan de slag met alle genoemde taken. Als het nodig is, staat hij zelf achter de GC. “We krijgen onder meer monsters aangeleverd door boten. Die boten moeten op tijd weg kunnen”, vat hij zijn verantwoordelijkheid samen.

GROEI

Zo verschillend als de functies op het lab kunnen zijn, een paar overeenkomsten zijn er zeker ook. Al deze – willekeurig gekozen – labs zijn de laatste jaren gegroeid. Alcontrol, SGS en Organon spreken van een voortdurende tot stevige groei. PROXY Laboratories is in vijf jaar van een paar naar dertig mensen gegroeid en Ravestijn zet bij KIWA Water Research een compleet nieuw lab op. Verdergaande automatisering maakt laboranten niet overbodig – integendeel.

Ook voor de mensen zelf zijn er voldoende groeimogelijkheden die in dank worden aanvaard. Teamleider Janszen: “Je bent nooit uitgeleerd, al gaat het maar om veranderingen in wetgeving, NEN-normen en ontwikkelingen in het vak.” Leren is dus nodig omdat de markt steeds verandert, maar “het is ook leuk je te verdiepen”, vult hij aan. Van der Wal kreeg bij PROXY Laboratories de ruimte om in deeltijd zijn hlo te doen – en hij is niet de enige.

Leren is ook nodig omdat de opleiding niet helemaal aansluit bij het echte werk. Voor een deel komt dat doordat de apparatuur op scholen verouderd is. Van der Wal: “Dat is wel logisch.” Maar wel had hij graag meer opdrachten gedaan, in groepen gewerkt en verslagen gemaakt. Van Steenwijk, die bij SGS personeel inwerkt, geeft aan dat veel opleidingen al veranderen: “De nieuwste generatie analisten heeft veel in projecten gewerkt. Die zijn beter voorbereid op de praktijk, maar sommigen beheersen dan zoiets als een titratie niet meer.”

DRIJFVEER

Maar er valt natuurlijk veel te leren. Eigen initiatief is daarbij belangrijk en wordt overal gewaardeerd. “Naar een goed idee wordt geluisterd”, meldt stagiaire Welten. Ze kwam met een idee om met geluidsgolven bacteriën kapot te maken om zo beter de eiwitten te kunnen winnen. Dat mocht ze testen en het werd een succes.

Waar je over vijf jaar staat, hangt voor een deel van eigen initiatief af. Van der Wal: “Ik heb net mijn avondstudie afgerond. Het ligt nu aan mezelf of ik doorgroei of dat ik het wel prima vind.” Doorgroeien willen alle vijf geïnterviewden. Sommigen, zoals Janszen en Van Ravestijn, hebben net een nieuwe functie en willen eerst meer ervaring opdoen. Anderen zien over vijf jaar toch minstens een vergelijkbare functie in een ander team of afdeling in het vooruitzicht of willen wel leiding gaan geven. Aan mogelijkheden lijkt het niet te ontbreken – al is niet elke taak voor iedereen weggelegd. Van Ravestijn: “Het is van belang dat je baan je boeit en dat jouw rol je past. En dat het klikt met collega’s en contacten. Dat is de belangrijkste drijfveer om naar je werk te gaan.”

Bron: C2W Carrière Magazine 2007

Onderwerpen