Meer koolstofdioxide in de oceanen remt uiteindelijk toch de stikstofbinding door cyanobacteriën. De lagere pH tikt harder aan dan het extra voer, schrijven Chinese en Amerikaanse onderzoekers in Science.

Tot nu toe was daar nogal wat verwarring over. Cyanobacteriën of blauwalgen uit het geslacht Trichodesmium zijn verantwoordelijk voor naar schatting de helft van de stikstofbinding in de oceanen, dus de omzetting van N2 uit de lucht in stikstofverbindingen waar de rest van de voedselketen ook iets aan heeft. Bij deze bacteriën is dit proces rechtstreeks gekoppeld aan de fotosynthese, dus de reductie van CO2 onder invloed van zonlicht. Dat de CO2-concentratie er invloed op heeft is dus logisch. Maar de ene keer werd gevonden dat de stikstofbinding toeneemt als de CO2-concentratie stijgt, terwijl anderen juist een achteruitgang maten.

Dalin Shi en collega’s vermoeden nu dat de oorzaak zit in het kunstmatige oceaanwater dat veel laboratoria voor hun proeven gebruiken bij gebrek aan het echte zilte nat. Zulk water wordt samengesteld uit gedestilleerd water en diverse zouten. En naar nu blijkt is Trichodesmium extreem gevoelig voor de exacte samenstelling: met name ammonia en zware metalen zoals koper zitten de bacteriën al heel snel in de weg.

Corrigeer je voor dit soort foutjes in eerdere publicaties, dan blijkt de trend te zijn dat extra CO2 in de lucht de cyanobacteriën stimuleert tot stikstof binden, maar dat dit effect ruimschoots teniet wordt gedaan doordat de extra CO2 tevens in het water oplost en zo de pH laat dalen.

Er lijkt één uitzondering te zijn: als er heel veel cyanobacteriën aanwezig zijn die massaal aan kolonievorming doen, dan kan de CO2-aanvoer de factor worden die hun groei limiteert. Op dat moment kan extra CO2 de groei versnellen ongeacht de pH.

Maar in het overgrote deel van de oceanen is niet CO2, maar ijzer de limiterende factor voor cyanobacteriën. Je mag dus verwachten dat verzuring wereldwijd leidt tot een behoorlijke netto afname van de stikstofbinding - met alle gevolgen van dien voor de rest van het ecosysteem.

bron: Florida State University