Herten en zwijnen vormen geen verspreidingsrisico

Het risico dat genetisch gemodificeerde mais wordt verspreid door toedoen van herten en wilde zwijnen is vrijwel nihil. Dat stellen moleculair biologen van de Technische Universität München na een grondig onderzoek.

Eerder was de vrees uitgesproken dat gen-mais op deze manier gemakkelijk in het milieu terecht zou kunnen komen, of op het bord van tegenstanders van gentechnologie. Herten en zwijnen zijn immers dol op mais, en niemand wist eigenlijk hoe grondig ze die korrels verteren en in hoeverre het DNA uit de mais in hun vlees terecht komt.

Op die laatste vraag is het antwoord alvast ‘niet’. Heinrich Meyer en collega’s hebben herten en zwijnen wekenlang gen-mais gevoerd en daarna monsters genomen uit hun darmkanalen, bloed, spieren en alle inwendige organen. Bij de herten vonden ze geen gemodificeerd DNA terug, bij de zwijnen alleen een heel klein beeje in het darmkanaal maar nergens anders.

Ook hebben de onderzoekers de uitwerpselen van de dieren gescreend. In de hertenkeutels troffen ze geen enkele kiemkrachtige maiskorrel aan. In de zwijnenkeutels vonden ze 0,015 procent van de gegeten maiskorrels intact terug, en slechts één korrel bleek onder laboratoriumcondities nog een maisplantje te kunnen opleveren.

Meyer tekent er wel bij aan dat je het voor elke plantensoort opnieuw moet uitproberen. De dieren kregen naast de mais namelijk ook raapzaad te eten (ongemodificeerd, overigens). De zwijnen verteerden dat volledig maar de hertenkeutels zaten vol intacte zaden, waarvan bijna 1 op de 7 nog kon kiemen ook.

bron: TU München

Onderwerpen