‘Een duurzame, echte economie is dichterbij dan ooit’, denkt milieugoeroe Wouter van Dieren. Als investeringen in natuurlijke hulpbronnen eenmaal op waarde worden geschat is de crisis zó vergeten. Maar of revolutionaire concepten, zoals het leasen van kunststoffen, besteed zijn aan de huidige chemische industrie?

“In de toekomst moeten we naar een voorraadeconomie”, zo begint Wouter van Dieren (67). “Naar het in stand houden van natuurlijke voorraden zoals grondstoffen, klimaat en energie. Dát is de basis waarop je een maatschappij moet organiseren. En dat is geen theorie, het is een haalbaar concept.”

Sinds hij aan de wieg stond van Grenzen aan de Groei, het roemruchte Club van Rome-rapport uit 1972 dat voor het eerst de eindigheid van aardse hulpbronnen aankaartte, geldt Van Dieren als het geweten van het Nederlandse milieubewustzijn. Tegelijkertijd is hij omstreden binnen dat sterk gepolariseerde wereldje. De echte fundamentalisten kunnen moeilijk verteren dat hij het bedrijfsleven niet bestrijdt maar adviseert, en daar via zijn eigen bureau IMSA nog geld aan verdient ook. En op zijn beurt is het bedrijfsleven ook lang niet altijd blij met Van Dierens ongezouten kritiek. Zo verwijt hij de chemie een zekere verknochtheid aan wat hij de ‘Franse gans-methode’ noemt: “Wij hebben gelijk en we moeten dat door de strot van politiek en publiek drukken.” En hij is tegenstander van de ‘Chemie is overal’-campagne van branchevereniging VNCI, omdat hij ziet aankomen dat die slogan averechts zal werken.

Het is de stellingname van iemand die technologie niet ziet als bedreiging, maar als oplossing. Mits die technologie wordt ingezet om te vernieuwen, en niet alleen om de gevestigde orde in de lucht te houden. Nu de kredietcrisis die gevestigde orde steeds verder in diskrediet brengt, ruikt Van Dieren zijn kans. Begin dit jaar presenteerde hij in de Volkskrant samen met Arnold Heertje zijn New Green Deal. Een felle afrekening met het ‘casinokapitalisme’ en met de vrije markt waarin hij een eigentijdse variatie op middeleeuws feodalisme herkent. Maar tevens een pleidooi voor een economische renaissance die op de puinhopen van de effectenbeurs iets moois doet verrijzen. ‘Een duurzame, echte economie is dichterbij dan ooit. Eind 2009 is alle krediet-kommer en kwel vergeten’, zo schrijft hij optimistisch.

In dat pleidooi deed je nogal luchtig over de recessie. Sindsdien zijn de vooruitzichten nog veel somberder geworden. Heb je nog geen spijt van je uitspraken?

“Nee, geen moment. Wat er nu gebeurt is een transitie naar een duurzame economie. Er liggen unieke kansen. Ik zie dat er allerlei bedrijfstakken zijn die niet worden genoemd in de media, maar die wél goed draaien, zoals duurzame ingenieursbureaus.

Dat je vooral traditionele crisisverhalen hoort, komt doordat het repertoire van de huidige economen tekortschiet. Ze kunnen niet duiden wat er nu gebeurt. Ze kunnen het verleden niet verklaren. Zulke mensen moet je ook niet vragen om de toekomst te voorspellen.”

Waar zit de fout in hun redenering?

“Die economen zitten vast in theorieën die geen rekening houden met natuurlijke voorraden. Er moet alleen maar worden omgezet. Inkomsten zetten ze wél op de begroting, maar voorraden staan er niet op. Je zou het bruto nationaal product (bnp) moeten vervangen door een duurzaam nationaal inkomen, een dni, waarbij je de uitputting van hulpbronnen en schade aan de natuur aftrekt van rente en opbrengst. Neem onze aardgasvoorraad die we er, tegen dumpprijzen, zo snel mogelijk doorheen hebben gejaagd. Zoiets is inflatoir, het vernietigt kapitaal.”

Wat moet er gebeuren om dat dni te laten groeien?

“Zet de ene energievoorraad – het aardgas – om in een andere die honderden jaren langer meegaat. Investeer in zonne- of windenergie. Zo introduceer je toegevoegde waarde, zelfs een veelvoud van wat er nu is. Die rekensom zou je het Centraal Plan Bureau eens moeten laten doen!

Als je zo redeneert, kun je de crisis heel snel de baas worden. Je zou kunnen beginnen om woningbouwcorporaties de achterstallige energieprestaties van 1 miljoen woningen te laten verbeteren. Energiebesparing kun je immers ook zien als een energiebron. En een energiezuinige woningbouw is een duurzame kapitaalvoorraad.”

Of elektrische auto’s misschien?

“Ook een goed voorbeeld. De Japanners willen in 2020 de helft van het wagenpark elektrisch hebben. En de Chinezen weten dondersgoed dat ze brandstof tekort komen als ze straks 1 miljard auto’s hebben, dus daar moet in 2030 álles elektrisch zijn. Dat draait dan uiteraard op kernenergie, maar ook op windturbines.

Het betekent vooral dat je heel grote transities moet kunnen maken. Het vereist enorme investeringen, maar het zorgt voor heel veel werkgelegenheid. Het vervangt je opgeraakte energievoorraden. En technologisch zijn al die dingen binnen bereik. Dat is de reden dat ik zo optimistisch ben.”

Dan zou je toch verwachten dat er allang op grote schaal in werd geïnvesteerd?

“Er zit een zwart gat in het technologiebesef. Een bankier kun je het verschil tussen een molecuul en een elektron niet uitleggen. 99 procent van de bankiers kan geen risicobeoordeling maken, omdat ze niet weten wat technologie is. Ook bewindslieden hoor je nooit spreken over techniek, over chemie, over biologie. Net of die dingen niet bestaan.”

Zelf zou de chemische industrie beter moeten weten.

“Je ziet dat een paar grote bedrijven, zoals Dow, AkzoNobel en Bayer, proberen om greep te krijgen op hun ecologische voetafdruk. Om te beginnen op productniveau. Consumentenproducten worden nu nog geoptimaliseerd op functionaliteit of op kosten. Als je optimaliseert op materiaalgebruik en een soort cradle to cradle-analyse doet, dan krijg je andere producten waaruit bijvoorbeeld broomhoudende vlamvertragers zijn verdwenen.

Je kunt ook naar de footprint van een hele bedrijfstak kijken. Neem de chloorindustrie. Chloor is geen prettig spul voor duurzaamheid. Je zou mogen verwachten dat als de chemie haar footprint uitrekent, ze tot de conclusie komt dat chloor een aflopende zaak moet zijn en dat ze naar alternatieven zal moeten. Behalve natuurlijk wanneer ze het chloor contained weet te houden. Ik heb geen moeite met pvc-buizen die een paar honderd jaar onder de grond kunnen blijven liggen.”

Dat is erg lang voor een goedkoop stuk rioolbuis.

“Als je zegt: ‘We willen vasthouden aan pvc, maar we kunnen die buizen niet zó goed maken dat ze langer dan 10 jaar meegaan’, dan moet je je marketing veranderen. Dan moet je zeggen: ‘Ik verkoop dat spul niet, ik lease het.’ Zo’n constructie laat dan weer toe dat je hogere kosten maakt bij de productie, die je terugverdient via de leaseprijzen.”

Plastic leasen? Gaat dat lukken?

“Ik zie dat het overal die kant op gaat. In de tapijtindustrie werkt het al zo. Eigenaars van hotels en cruiseschepen willen betalen voor de functie van vloerbedekking, maar ze hoeven niet de rotzooi. Dus neemt een fabrikant als Desso het oude tapijt na zoveel jaar integraal terug. Ze hebben er dus belang bij om het zo te maken dat het opnieuw verwerkbaar is. Je mag verwachten dat de chemie dezelfde kant op gaat: de verantwoordelijkheid niet naar de klant schuiven, maar zelf eigenaar blijven.

Een ander voorbeeld is flatscreen-tv’s. Daar zitten nu tachtig verschillende chemicaliën in, alweer omdat men alleen op functionaliteit optimaliseert. Er zit ook een beetje gemakzucht in. Met tien stoffen kan het ook, maar dan wordt zo’n tv driekeer zo duur. Dan moet je hem dus ook niet in de verkoop doen, maar hem leasen.”

Is de chemische industrie wel in staat om die slag te maken?

In de traditionele chemie gebeurt niet veel aan innovatie. Het is een soort dinosaurus, en aan zo’n beest moet je niet vragen hoe de evolutie gaat verlopen. Maar op het gebied van biochemie en biofarmceutica is wél veel aan de hand. Daar zie ik grote mogelijkheden. Je kunt een Silicon Valley-effect krijgen. De dino’s dragen niet veel bij, maar je zult honderden, duizenden kleine bedrijven zien ontstaan. Dáár komen de grootste doorbraken vandaan.”

Hier in Nederland?

“Veel ondernemers in Nederland zijn niet meer dan stadhouders. Ze lopen geen risico en ze hebben geen idee van de waarde van research. Maar ik ben in Singapore geweest. Onvoorstelbaar wat daar gebeurt aan innovatie. Een steriele stad, maar tegelijkertijd een samenballing van kapitaal en talent. China is net zo. Het is veel te gemakkelijk om te redeneren dat ze daar alleen goedkope spullen kunnen namaken. De Chinezen hebben een enorme researchcapaciteit. Ik denk dat daar grote kennispolen zullen ontstaan.”

Dus je kijkt toch wel optimistisch naar de toekomst?

“De financieringswereld zou verschil moeten maken tussen échte oplossingen en schijnoplossingen. Kredietverleners beoordelen altijd alles op financiële haalbaarheid. Van duurzaamheidscriteria hebben ze helemaal nog nooit gehoord.

Maar mijn optimisme zit hierin: met dit denken zijn we al zoveel jaren bezig. En je ziet nu dat het toch begint om te slaan. Dat het begrepen gaat worden.”

FEITELIJK

Wouter van Dieren

Geboren in 1941

Studeerde sociale psychologie in Amsterdam

Begon zijn carrière als producent van tv-programma’s

Was medeoprichter van wat nu Milieudefensie heet

Is sinds 1970 betrokken bij de Club van Rome, die 2 jaar later de wereld schokte met het rapport Grenzen aan de Groei

Was van 1972 tot 1983 hoofdredacteur van Bèta, een tijdschrift voor hbo-ingenieurs

Leidt sinds 1985 zijn eigen adviesbureau, IMSA Amsterdam

Bron: C2W6, 28 maart 2009

Onderwerpen