Wil je therapeutische eiwitten een tumorcel in krijgen, dan is boorchemie het aangewezen gereedschap. Dat suggereert Ronald Raines (University of Wisconsin-Madison) in JACS.

Zijn plan steunt op de waarneming dat bepaalde boorverbindingen, zogeheten boronzuren, gemakkelijk boronaatesters vormen in combinatie met suikers die op de buitenkant van celmembranen plegen te zitten. En op het al veel langer bekende feit dat cellen periodiek hun celmembranen verversen en daarbij gedeelten van het oude membraan, inclusief die suikers, naar binnen trekken om ze te recyclen.

Monteer je dus boronzuurgroepen op je medicijn, dan wordt dat medicijn met een beetje geluk óók naar binnen gezogen. Waarna het kan toeslaan in het cytoplasma voordat dat aan recyclen toe komt.

Het klinkt als een script voor een doorsnee spionagefilm, maar in vitro werkt het wel. Raines probeerde het met een boronaat genaamd benzoxaborool. Deze verbinding hecht zich bij voorkeur aan siaalzuur, een suiker die met name op het oppervlak van tumorcellen zit.

Via een simpele condensatiereactie werden de boronaten gehecht op willekeurige koolstofkernen van RNase A, een eiwit dat toxisch is voor elke cel waarin het binnen weet te dringen. De methode was een beetje primitief maar met massaspectrometrie kon worden vastgesteld dat elk eiwitmolecuul op deze wijze gemiddeld 7,5 boronaten meekreeg. En toen deze gegarneerde eiwitten vervolgens werden toegevoegd aan een kweekje van hamstercellen, ws een concentratie van 4,1 micromol al voldoende om de helft te laten sneuvelen.

Dat het echt aan die boronaten lag, werd bewezen door fructose toe te voegen waar ze nog vlotter aan hechten dan aan siaalzuur. Het RNase A kreeg dan veel minder voor elkaar. RNase A zonder boronaat wist trouwens ook geen enkele cel dood te krijgen.

Volgens Raines is het nog te vroeg voor dierproeven: hij wil eerst de condensatiereactie beter in de vingers krijgen.

bron: C&EN

Onderwerpen